16.3. Bewerken
QGIS heeft diverse mogelijkheden voor het bewerken van vectorlagen en tabellen van OGR, SpatiaLite, PostGIS, MS SQL Server en Oracle Spatial en tabellen. Zij mogen van het type 2D of 3D zijn.
Notitie
De procedure voor het bewerken van GRASS vectorlagen is anders - zie Digitaliseren en bewerken van een GRASS vectorlaag voor details.
Let op
Tegelijk bewerken
QGIS houdt niet bij of iemand anders hetzelfde object bewerkt, terwijl u dat ook doet. De laatste persoon, die de bewerkingen opslaat, wint.
Tip
Bewerkingen valideren
Doorlopend valideren kan worden geactiveerd op een basis per laag op de tab Digitaliseren.
. Meer op16.3.1. Tolerantie voor snappen en zoekradius instellen
Onder het menu Instellingen voor digitaliseren.
verschaft QGIS een aantal parameters om het standaard gedrag voor gereedschappen om te bewerken te configureren. Meere informatie opVoor optimaal en nauwkeurig bewerken van geometrieën van vectorlagen moeten we een toepasselijke waarde instellen voor de tolerantie voor snappen en de zoekradius voor punten van objecten. De groep Snapping verschaft gerelateerde opties, namelijk de afhandeling van de tolerantie voor snappen en de zoekradius.
Tolerantie voor snappen: Wanneer u een nieuw punt toevoegt of een bestaand verplaatst is de tolerantie voor snappen de afstand die QGIS gebruikt om te zoeken naar het dichtstbijzijnde punt of segment waaraan u probeert te verbinden. Indien niet binnen de tolerantie voor snappen zal QGIS het punt daar laten waar u de muisknop loslaat, in plaats van het te snappen aan een bestaand punt of segment.
De instellingen voor de tolerantie beïnvloeden alle gereedschappen die werken met snappen en worden standaard toegepast op nieuwe lagen en projecten. Het kan echter worden overschreven op laag-niveau (bekijk Opties voor snappen en digitaliseren).
Zoekradius: Zoekradius voor hoekpuntaanpassingen is de afstand die QGIS gebruikt om te
zoeken
naar het te selecteren punt als u op de kaart klikt. Als u niet binnen de zoekradius bent, zal QGIS geen punt vinden en selecteren om te bewerken.
Afstand voor snappen en zoekradius worden ingesteld in kaarteenheden
of pixels
. U zou misschien iets moeten experimenteren om ze juist ingesteld te krijgen. Als u een tolerantie instelt die te groot is, zou QGIS het aan een verkeerd punt kunnen snappen, speciaal als u al met een groot aantal punten op korte afstand van elkaar werkt. Hoe kleiner de zoekradius, hoe moeilijker het zal worden om te raken wat u wilt verplaatsen.
16.3.2. Opties voor snappen en digitaliseren
Globale instellingen voor snappen en digitaliseren (modus Snappen, waarde voor tolerantie, en eenheden…) kunnen worden overschreven in het project vanuit het menu menu. In de Opties voor snappen en digitaliseren kunt u ook enkele andere eigenschappen configureren (snappen in lagen, begrenzing schaal, topologie…) De Werkbalk Snappen geeft toegang tot de meeste van deze mogelijkheden.
Standaard is snappen in een project uitgeschakeld totdat u drukt op de knop Snappen inschakelen of drukt op S. De modus Snappen, waarde voor tolerantie, en eenheden kunnen ook met deze werkbalk worden geconfigureerd.
16.3.2.1. Eigenschappen voor snappen
Er zijn drie opties om de la(a)g(en) te selecteren om aan te snappen:
Alle lagen: snel instellen voor alle zichtbare lagen in het project, zodat de aanwijzer snapt aan alle punten en/of segmenten. In de meeste gevallen is het voldoende om deze modus voor snappen te gebruiken, maar wees voorzichtig bij het te gebruiken voor projecten met veel vectorlagen, omdat het de uitvoering kan beïnvloeden.
Actieve laag: alleen de actieve laag wordt gebruikt, een handige manier om te zorgen voor topologische consistentie binnen de laag die bewerkt word.
Gevorderde configuratie: stelt u in staat modus Snappen, tolerantie en eenheden, overlappingen en schalen voor snappen in te schakelen en aan te passen op een per-laag basis (bekijk Fig. 16.88). Als u een laag moet bewerken en zijn punten aan een ander snapt, zorg er dan voor dat de doellaag is geselecteerd en vergroot de tolerantie voor snappen naar een hogere waarde. Snappen zal niet gebeuren in een laag die niet is geselecteerd in het dialoogvenster van de Opties voor snappen.
Voor de modus Snappen kunt u kiezen tussen Hoekpunt
, Segment
, Gebied
, Centroïde
, Midden van segmenten
en Lijn-eindpunten
.
QGIS zal verschillende pictogrammen voor snappen weergeven, afhankelijk van het soort snappen:
Snappen aan een punt: pictogram vak |
Snappen aan een segment: pictogram zandloper |
Snappen aan een kruising: pictogram kruis |
Onthoud dat het mogelijk is om de kleur van deze pictogrammen te wijzigen in het gedeelte Digitaliseren van de globale instellingen.
De waarden voor tolerantie kunnen ofwel worden ingesteld in de kaarteenheden
van het project of in pixels
. Het voordeel van het kiezen van pixels
is dat het het snappen constant houdt op verschillende kaartschalen. 10 tot en met 12 pixels is normaal gesproken een goede waarde, maar het is afhankelijk van de DPI van uw scherm. Gebruiken van kaarteenheden maakt het mogelijk de tolerantie te relateren aan echte afstanden op de grond. Bijvoorbeeld als u een minimum afstand hebt tussen elementen, kan deze optie nuttig zijn om er voor te zorgen dat u geen punten toevoegt die te dicht op elkaar staan.
Notitie
Standaard kunnen alleen zichtbare objecten (de objecten waarvan de stijl wordt weergegeven, met uitzondering van lagen waarvoor de symbologie is “Geen symbolen”), worden gesnapt. U kunt het snappen voor onzichtbare objecten inschakelen door te selecteren Snappen aan niet-zichtbare objecten inschakelen op de tab .
Tip
Snappen standaard inschakelen
U kunt instellen dat snappen standaard is ingeschakeld voor alle nieuwe projecten op de tab Opties voor snappen.
. U kunt ook de standaardmodus voor snappen instellen, de waarde voor tolerantie en de eenheden, die aanwezig zijn in het dialoogvenster16.3.2.2. Snappen op snijpunten aanzetten
Een andere beschikbare optie is om Snappen op snijpunten te gebruiken, wat de mogelijkheid geeft te ‘snappen’ aan snijpunten van geometrieën op voor snappen ingeschakelde lagen, zelfs wanneer er geen punt aanwezig is op de snijpunten.
16.3.2.3. Snappen beperken tot een schaalbereik
In sommige gevallen kan snappen heel traag worden. Dit wordt vaak veroorzaakt door de hoeveelheid objecten in sommige lagen die een zware index vereisen om te berekenen en te onderhouden. Er zijn enkele parameters die snappen alleen inschakelen als de kaartweergave binnen een relevant schaalbereik is. Dit maakt het mogelijk alleen de kostbare berekening van de index uit te voeren, gerelateerd aan snappen op een schaal waar tekenen relevant is.
Beperken van de schaal voor snappen wordt geconfigureerd in Gevorderde configuratie.
. Beperken van snappen is alleen beschikbaar in modusVoor snappen beperken tot een schaalbereik hebt u drie modi beschikbaar:
Uitgeschakeld: Snappen is ingeschakeld, ongeacht de huidige schaal van de kaart. Dit is de standaardmodus.
Globaal: Snappen is beperkt en alleen ingeschakeld als de huidige schaal van de kaart tussen een globale minimum- en een globale maximumwaarde is. Bij het selecteren van deze modus komen twee widgets beschikbaar om het bereik van schalen te configureren waarvoor snappen ingeschakeld wordt.
Per laag: De beperking voor het schaalbereik voor snappen wordt voor elke laag gedefinieerd. Bij het selecteren van deze modus komen twee kolommen beschikbaar om de minimum en maximum schalen voor elke laag te configureren.
Onthoud dat de minimum en maximum schalen de conventie van QGIS volgen: minimumschaal is de meest “uitgezoomde” schaal, terwijl maximumschaal de meest “ingezoomde” is. Een minimum of maximum schaal die is ingesteld op “0” of “niet ingesteld” wordt gezien als zonder beperking.
16.3.2.4. Zelf-snappen
De optie Zelf-snappen stelt u in staat te snappen aan de geometrie die wordt bewerkt. Gecombineerd met het paneel Geavanceerd digitaliseren, verschaft dit een handige manier om nieuwe randen te digitaliseren, relatief ten opzichte van eerder randen of punten. Zelf-snappen kan ongeldige geometrieën veroorzaken, gebruik het voorzichtig.
16.3.2.5. Snappen aan aangepast raster
Een afstand voor snappen kan ook worden aangepast op een per-laag basis op de tab Digitaliseren van het dialoogvenster Laageigenschappen. Door de afstand Geometrie precisie in te stellen schakelt u een gestippeld raster in dat zichtbaar is in het kaartvenster op een coherente schaal voor weergave. Snappen kan dan worden uitgevoerd op de stippen van het raster: een toegevoegde of aangepaste geometrie zal al zijn punten automatisch hebben gesnapt aan de dichtstbijzijnde knoop van het raster. Meer informatie op Digitaliseren.
16.3.3. Topologische bewerkingen
In aanvulling op deze opties voor snappen, stellen het dialoogvenster Opties voor snappen… ( ) en de werkbalk Snappen u in staat enkele andere topologische functionaliteiten in / uit te schakelen.
16.3.3.1. Topologisch bewerken aanzetten
De knop Topologisch bewerken helpt bij het werken en onderhouden van objecten met gedeelde grenzen. Met deze optie ingeschakeld, zal QGIS gedeelde grenzen ‘detecteren’. Wanneer u gedeelde punten/segmenten verplaatst, zal QGIS ze ook verplaatsen in de geometrieën van de naburige objecten.
Topologisch bewerken werkt met objecten uit verschillende lagen, zo lang als de lagen zichtbaar zijn en in modus Bewerken staan.
Op een laag met waarden Z of M zal topologisch bewerken de waarde Z of M van het punt interpoleren, gebaseerd op de waarde van de rand die wordt gebruikt voor de verbinding.
16.3.3.2. Overlappingen beheren
Overlappingen voorkomen dat u nieuwe objecten kunt tekenen die bestaande overlappen in de geselecteerde laag, wat digitaliseren van aanliggende polygonen versnelt. Het kan worden beheerd door het gereedschap Overlappen. Drie modi zijn beschikbaar:
Overlappen vermijden op actieve laag: voorkomt overlappen door andere objecten op de bewerkte laag. Digitaliseer de nieuwe geometrieën zodat zij hun buren overlappen en QGIS zal de overlappende delen van de nieuwe geometrieën afsnijden en ze snappen aan de grens van de bestaande objecten. Het voordeel is dat u niet de gemeenschappelijke punten op de grens hoeft te digitaliseren.
Gevorderde configuratie volgen: maakt het mogelijk de instelling voor overlappen op een per-laag basis kan worden ingesteld in de weergavemodus Gevorderde configuratie.
Notitie
Als de nieuwe geometrie totaal wordt bedekt door bestaande, wordt het opgeschoond en zal QGIS een foutmelding weergeven.
Waarschuwing
Gebruik de optie Overlapping voorkomen met zorg
Omdat deze optie nieuwe overlappende geometrieën van elke polygoonlaag zal afsnijden, kunt u onverwachte geometrieën krijgen, als u vergeet ze niet te selecteren als u ze niet langer nodig hebt.
16.3.3.3. Automatisch traceren
Gewoonlijk dient u, bij het gebruiken van gereedschappen voor het vastzetten van objecten (object toevoegen, deel toevoegen, ring toevoegen, vervormen en splitsen), op elk punt van het object te klikken. Met de modus Automatisch traceren kunt u het proces van digitaliseren versnellen omdat u niet langer handmatig alle punten hoeft te plaatsen bij het digitaliseren:
Schakel het gereedschap Traceren (op de werkbalk Snappen) in, door te drukken op het pictogram of op de toets T.
Snap aan een punt of segment van een object waarlangs u wilt traceren.
Verplaats de muis over een ander punt of segment waaraan u zou willen snappen en, in plaats van de normale rechte lijn, het elastiek van het digitaliseren geeft een pad weer van het laatste punt waaraan u snapte tot de huidige positie. Het gereedschap werkt ook met gebogen geometrieën.
QGIS gebruikt in feite de topologie van de onderliggende objecten om het kortste pad te bouwen naar de twee punten. Traceren vereist dat snappen is geactiveerd in lagen waarop getraceerd kan worden om het pad te bouwen. U zou ook kunnen snappen aan een bestaand punt of segment tijdens het digitaliseren en er voor zorgen dat de twee knopen topologisch aan elkaar te verbinden zijn door bestaande objecten te volgen, anders is QGIS niet in staat om ze te verbinden en traceert dus een enkele rechte lijn.
Klik en QGIS plaatst de tussenliggende punten, die het weergegeven pad volgen.
Vouw het pictogram Traceren inschakelen uit en stel de optie Verschuiving in om een pad te digitaliseren, parallel aan de objecten, in plaats van hen te traceren. Een positieve waarde verschuift de nieuw getekende naar de linkerkant van de richting van traceren en een negatieve waarde doet het tegenovergestelde.
Notitie
Kaartschaal of instellingen voor snappen aanpassen voor optimaal traceren
Als er teveel objecten in de kaartweergave staan, wordt traceren uitgeschakeld om het voorbereiden van potentieel lange structuren voor traceren en enorme belasting van het geheugen te vermijden. Na inzoomen of uitschakelen van enkele lagen wordt traceren weer ingeschakeld.
Notitie
Voegt geen topologische punten toe
Dit gereedschap voegt geen punten toe aan bestaande geometrieën polygoon, zelfs niet als Topologisch bewerken is ingeschakeld. Als precisie voor de geometrie is geactiveerd op de bewerkte laag, zou de resulterende geometrie niet exact een bestaande geometrie hoeven te volgen.
Tip
Automatisch traceren snel in- of uitschakelen door te drukken op de toets T
Door te drukken op de toets T kan traceren altijd worden ingeschakeld / uitgeschakeld (zelfs tijdens het digitaliseren van een object), zo is het mogelijk delen van het object te digitaliseren met traceren ingeschakeld en andere delen met traceren uitgeschakeld. Gereedschappen gedragen zich als gewoonlijk als traceren is uitgeschakeld.
Tip
Traceren converteren naar gebogen geometrieën
te gebruiken kunt u gebogen geometrieën maken tijdens het digitaliseren. Zie16.3.4. Het digitaliseren van een bestaande kaartlaag
Standaard laadt QGIS lagen als alleen-lezen. Dit is een veiligheidsmaatregel die voorkomt dat u een laag gaat wijzigen als u per ongeluk uitschiet met de muis. U kunt er echter voor kiezen elke laag te wijzigen, zolang de provider van de gegevens dat ondersteunt (zie Gegevensindelingen en velden verkennen), en wanneer u, op bestandsniveau, schrijfrechten hebt voor die bestanden (d.i. als de bestanden niet alleen-lezen zijn).
Tip
Rechten voor bewerken beperken op lagen in een project
Vanuit de tabel
kunt u er voor kiezen elke laag alleen-lezen te maken, ongeacht eventuele toestemming van de provider. Dit kan, in een omgeving met meerdere gebruikers, een handige manier zijn om te voorkomen dat niet geautoriseerde gebruikers per ongeluk lagen bewerken (bijv. Shapefile), daarbij potentieel gegevens kunnen beschadigen. Onthoud dat deze instelling alleen van toepassing is binnen het huidige project.In het algemeen zijn gereedschappen voor het bewerken van vectorlagen verdeeld over een werkbalk Digitaliseren en een werkbalk Geavanceerd digitaliseren, beschreven in het gedeelte Geavanceerd digitaliseren. U kunt beide selecteren en deselecteren onder .
Met het gebruiken van de basisgereedschappen voor digitaliseren kunt u de volgende functies uitvoeren:
Gereedschap |
Doel |
Gereedschap |
Doel |
---|---|---|---|
Toegang tot opslaan, terugdraaien of annuleren van wijzigingen tegelijkertijd in alle of geselecteerde lagen |
Status voor bewerken van geselecteerde la(a)g(en) in of uit schakelen, gebaseerd op de status van de actieve laag |
||
Bewerkingen opslaan naar de actieve laag |
|||
Digitaliseren met rechte segmenten |
Digitaliseren met gebogen lijnen |
||
Vrije hand digitaliseren inschakelen |
Polygoon met normale vorm digitaliseren |
||
Nieuw record toevoegen |
Object punt toevoegen |
||
Object lijn toevoegen |
Object polygoon toevoegen |
||
Gereedschap Punten (Alle lagen) |
Gereedschap Punten (Huidige laag) |
||
Stel in of het paneel Puntenbewerker automatisch zou moeten openen |
De attributen van alle geselecteerde objecten tegelijkertijd aanpassen |
||
Geselecteerde objecten op de actieve laag verwijderen |
Objecten van de actieve laag knippen |
||
Geselecteerde objecten op de actieve laag kopiëren |
Objecten op de actieve laag plakken |
||
Wijzigingen op de actieve laag ongedaan maken |
Wijzigingen op de actieve laag opnieuw uitvoeren |
Onthoud dat bij het gebruiken van een van de gereedschappen voor Digitaliseren, u nog steeds kunt zoomen of verschuiven in het kaartvenster zonder de focus van het gereedschap te verliezen.
Alle sessies voor bewerken beginnen door de optie Bewerken aan-/uitzetten te kiezen, te vinden in het contextmenu van een bepaalde laag, vanuit het dialoogvenster van de attributentabel, de werkbalk Digitaliseren of het menu .
Als de laag eenmaal in de modus Bewerken staat, zullen aanvullende gereedschappen op de werkbalk Bewerken beschikbaar komen en markeringen zullen verschijnen op de punten van alle objecten, tenzij de optie Markeringen alleen gebruiken voor geselecteerde objecten onder het menu is geselecteerd.
Tip
Regelmatig opslaan
Vergeet niet om de knop Wijzigingen laag opslaan regelmatig te gebruiken. Deze zal ook controleren of u uw gegevens nog naar de gegevensbron kunt schrijven.
16.3.4.1. Technieken voor bewerken geometrie
Wanneer een tekengreeedschap voor een geometrie (voornamelijk die welke toevoegen, splitsen, objecten opnieuw vormen) is ingeschakeld voor een op lijn of polygoon gebaseerde laag, kunt u de techniek selecteren voor het toevoegen van nieuwe punten:
Het gereedschap Digitaliseren met segment: tekent recht segment waarvan de begin- en eindpunten worden gedefinieerd door klikken met links.
Het gereedschap Digitaliseren met boog: tekent een gebogen lijn, gebaseerd op drie opeenvolgende punten, gedefinieerd door klikken met links (begin, punt langs de boog, einde). Als het type geometrie geen bogen ondersteund, dan zullen opeenvolgende kleinere segmenten worden gebruikt om het uiterlijk van de boog te benaderen.
Het gereedschap Stroom digitaliseren: tekent lijnen in modus Vrije hand, d.i. knopen worden toegevoegd die de verplaatsing van de cursor in het kaartvenster volgen en een Tolerantie stromen. De tolerantie voor stromen definieert de afstand tussen opeenvolgende punten. Momenteel is de enige ondersteunde eenheid pixels (
px
). In deze modus zijn alleen de klik voor het begin en de klik met rechts voor het einde noodzakelijk.Het gereedschap Vorm digitaliseren: activeert gereedschappen op de werkbalk Regelmatige vorm digitaliseren om een polygoon met een regelmatige vorm te tekenen.
De geselecteerde techniek wordt behouden bij het schakelen tussen de gereedschappen voor digitaliseren. U kunt elk van de eerste drie methoden combineren bij het tekenen van dezelfde geometrie.
16.3.4.2. Objecten toevoegen
Afhankelijk van het type laag kunt u de pictogrammen Record toevoegen, Object punt toevoegen, Object lijn toevoegen of Object polygoon toevoegen op de werkbalk gebruiken om nieuwe objecten aan de huidige laag toe te voegen.
Klik, om een object zonder geometrie toe te voegen, op de knop Object toevoegen en u kunt attributen invoeren in het objectformulier dat opent.
U moet eerst de geometrie digitaliseren en dan de attributen ervan invoeren om objecten te maken met de ingeschakelde ruimtelijke gereedschappen. Digitaliseren van de geometrie:
(Optioneel omdat het de standaard is) Selecteer de methode voor tekenen Digitaliseren met segment van een geometrie
Klik met links op het kaartgebied om het eerste punt van uw nieuwe object te maken. Voor objecten punt zou dit genoeg moeten zijn en, indien gewenst, het objectformulier moeten activeren om de attributen in te vullen.
Voor geometrieën lijn of polygoon, blijf met links klikken voor elk aanvullend punt dat u wilt vastleggen. U kunt vertrouwen op de opties snappen aan objecten, de snappen-aan-raster of het paneel Geavanceerd digitaliseren voor het nauwkeurig plaatsen van elk punt.
Naast het tekenen van rechte segmenten tussen knopen die u een voor een klikt, kunnen lijnen en polygonen worden:
automatisch getraceerd, het digitaliseren versnellend. Dit zal opeenvolgende rechte lijnen maken tussen de punten die u plaatst, bestaande objecten volgend.
vrije-hand gedigitaliseerd, druk op R of activeer Stroom digitaliseren.
getekend als boog, druk op Ctrl+Shift+G of activeer Digitaliseren met boog.
Notitie
Tijdens het digitaliseren van geometrieën lijn of polygoon kunt u heen en weer schakelen tussen de methoden voor het tekenen van geometrieën, wat het voor u mogelijk maakt objecten te tekenen met gemixte rechte, vrij-hand en gebogen delen.
Druk op de toets Delete of Backspace om de laatste kno(o)p(en) te verwijderen die u misschien foutief toevoegde.
Wanneer u voldoende punten hebt toegevoegd, klik dan met rechts ergens in het kaartvenster om te bevestigen dat u gereed bent met het invoeren van de geometrie van dat object.
Tip
Het elastiek voor digitaliseren aanpassen
Bij het vastleggen van polygonen kan het, standaard rode, elastiek onderliggende objecten verbergen op plaatsen waar u een punt zou willen vastleggen. Dit kan worden opgelost door een instelling van een lagere lichtdichtheid (of alfa-kanaal) voor de Kleur vulling van het elastiek in het menu . U kunt ook het gebruiken van het elastiek vermijden door te selecteren Elastiek niet bijwerken gedurende bewerken van knoop.
Voor objecten lijn zal het drukken op Shift + klik met rechts de lijn automatisch sluiten.
Het venster Attributen zal verschijnen, wat het u mogelijk maakt de informatie voor het nieuwe object in te voeren. Fig. 16.90 geeft het instellen van attributen weer voor een denkbeeldige nieuwe rivier. Echter, in het menu Digitaliseren onder het menu , kunt u ook:
16.3.4.3. Gereedschap Punten
QGIS verschaft twee gereedschappen voor interactie met punten van vectorobjecten:
Gereedschap Punten (Huidige laag): alleen overlegde objecten op de actieve laag (in het paneel Lagen) worden beïnvloed
Gereedscxhap Punten (Alle lagen): elk overgelegd object op alle bewerkbare lagen wordt beïnvloed. Dit stelt u in staat objecten te bewerken zonder de actieve laag te schakelen of meerdere lagen in één keer te bewerken (bijv. landen en hun grenzen van regio’s)
Voor elke bewerkbare vectorlaag verschaffen de Gereedschappen Punten mogelijkheden voor het manipuleren van punten van het object, soortgelijk aan CAD-programma’s. Het is mogelijk om meerdere punten in één keer te selecteren en ze te verplaatsen, toe te voegen of helemaal te verwijderen. De Gereedschappen Punten ondersteunen ook de mogelijkheid voor topologisch bewerken. Ze zijn persistent in hun selectie, dus wanneer een bewerking is gedaan, blijft de selectie actief voor dit object en dit gereedschap.
Het is belangrijk om de eigenschap Zoekradius voor hoekaanpassingen: op een waarde groter dan 0 te zetten. Anders zal QGIS u niet kunnen vertellen welk punt bewerkt wordt en zal een waarschuwing weergeven.
Tip
Knooppunt markeringen
QGIS ondersteunt verschillende soorten markeringen voor punten: ‘Semi-transparante cirkel’, ‘Kruis’ en ‘Geen’. Kies, om de stijl voor markeren te wijzigen, in het menu , klik op de tab Digitaliseren en selecteer het van toepassing zijnde item.
Standaard bewerkingen
Met een laag in de modus Bewerken, begin met het activeren van het Gereedschap Punten. Rode cirkels zullen verschijnen als u over punten gaat.
Punten selecteren: U kunt punten selecteren door:
Door er één voor één op te klikken terwijl u de Shift-toets ingedrukt houd
Te klikken en een rechthoek te slepen die de doelpunten omsluit
Een polygoon tekenen die de doelpunten omsluit: Houd de Alt-toets ingedrukt en klik met het Gereedschap Punten om te beginnen met het digitaliseren van een polygoon. Elke volgende klik voegt een nieuw punt toe aan de elastiek-polygoon. Backspace of Delete verwijdert het laatst toegevoegde elastiek-punt. Esc annuleert de modus Selecteren voor de polygoon, als ook het backspacen/verwijderen van alle elastiek-punten doet. Klikken met rechts voltooit het digitaliseren van de polygoon en selecteert alle punten binnen de elastiek-polygoon.
Wanneer een punt is geselecteerd, wijzigt zijn kleur naar blauw. Houd, om meer punten aan de huidige selectie toe te voegen, de Shift-toets ingedrukt terwijl u doorgaat zoals hierboven vermeld. Houd de Ctrl-toets ingedrukt om punten uit de selectie te verwijderen.
Tip
Selecteren van object bindt Gereedschap Punten
Punten kunnen worden geselecteerd vanuit verschillende objecten (of lagen). Als u zoekt naar punten van een specifiek object op een drukke plaats, selecteer dan eerst dat object. Teken dan de rechthoek of polygoon voor het selecteren met het Gereedschap Punten rondom de punten: alleen de punten van het geselecteerde object worden geselecteerd.
Dit is ook het geval wanneer u het object weergeeft in het paneel Punten bewerker.
Modus Batch punten selecteren: De modus Batch punten selecteren kan worden geactiveerd door te drukken op Shift+R. Selecteer een eerste knoop met één enkele klik, en ga dan zonder te klikken over een andere knoop. Dit zal dynamisch alle tussenliggende knopen selecteren met het kortste pad (voor polygonen).
Drukken op Ctrl zal de selectie omdraaien en het langste pad langs de grens van het object selecteren. Beëindig het selecteren van punten met een tweede klik, of druk op Esc om de modus Batch op te heffen.
Punten toevoegen: Houd Shift ingedrukt en dubbelklik op de plaats van het om een punt toe te voegen aan een geometrie lijn of polygoon.
Wanneer u over een segment gaat verschijnt een virtuele nieuwe knoop in het midden. Klik er op, verplaats de cursor naar een nieuwe locatie en klik opnieuw om een nieuw punt toe te voegen. Voor lijnen wordt een virtuele knoop ook voorgesteld aan beide uiteinden: klik er op, maak volgende klikken en voltooi met en klik met rechts; dit maakt het mogelijk een bestaande lijn uit te breiden.
Punten verwijderen: Selecteer de punten en klik op de toets Delete. Verwijderen van alle punten van een object maakt, indien compatibel met een gegevensbron, een object zonder geometrie. Onthoud dat dit niet het gehele object verwijdert, alleen het gedeelte geometrie. Gebruik het gereedschap Geselecteerde object verwijderen om een volledig object te verwijderen.
Punten verplaatsen: Selecteer alle punten die u wilt verplaatsen, klik op een geselecteerd punt of rand, en klik op de gewenste nieuwe locatie. U kunt de mogelijkheden voor snappen aan object gebruiken en het Paneel Geavanceerd digitaliseren beperkingen voor afstand, hoeken, exacte locatie X en Y vóór de tweede klik. Alle geselecteerde punten zullen worden vertaald.
Echter, als de optie snappen-aan-raster is ingeschakeld, worden geselecteerde punten gesnapt aan de dichtstbijzijnde kruising van het raster naar hun vertaalde positie. Niet geselecteerde punten worden ook verplaatst naar hun dichtstbijzijnde kruising van het raster. Er is geen eenvoudige vertaling.
Aanliggende segmenten naar/van boog converteren: Selecteer het middelste punt van het segment dat u wilt converteren, druk op de toets met de letter O. Als het punt in een boog lag zal de boog worden geconverteerd naar rechte lijnen. Als het punt tussen twee rechte lijnen lag, zullen ze worden geconverteerd naar een boog. Een eerste of laatste punt van een lijn kan niet worden geconverteerd naar een middelste punt op de boog. De laag moet compatibel zijn met het type geometrie boog.
Elke wijziging die wordt gemaakt met het Gereedschap Punten wordt als een afzonderlijk item opgeslagen in het dialoogvenster Ongedaan maken. Onthoud dat alle bewerkingen topologisch bewerken ondersteunen als dit is ingeschakeld. Directe projectie wordt ook ondersteund.
Het paneel Puntenbewerker
Door het inschakelen van een gereedschap voor punten opent u ook het paneel Puntenbewerker. Rechtsklikken op een object vult het paneel met de lijst van alle punten van het object met hun coördinaten X, Y (Z, M indien van toepassing) en R (voor de straal, in het geval van een cirkelvormige geometrie). Het object wordt ook exclusief voor bewerken ingesteld, wat betekent dat het bewerken van enig ander object uitgeschakeld is:
Selecteren van een rij in de tabel selecteert het overeenkomende punt in het kaartvenster, en vice versa.
Klikken of slepen over het kaartvenster zal alleen punten en segmenten van dat object selecteren of verplaatsen
Wijzig een coördinaat in de tabel en de positie van het punt wordt bijgewerkt. Dit is een handige manier om coördinaten Z of waarden M te bewerken voor punten.
U kunt ook meerdere rijen tegelijk selecteren en ze allemaal verwijderen.
Nieuw punten kunnen alleen worden toegevoegd aan het verbonden object
Als u niet wilt dat het paneel Puntenbewerker onmiddellijk wordt weergegeven elke keer dat u interacteert met gereedschappen voor punten (en potentieel ander panelen verbergt of de plaatsing van panelen verstoort), deselecteer het item Auto openen tabel in het menu Opties aan de bovenzijde van het paneel. U kunt dan ook het paneel sluiten. U zou, om het paneel opnieuw te openen, met rechts moeten klikken op een paneel of werkbalk en het selecteren in de lijst of klikken op het item Puntenbewerker weergeven op de werkbalk Digitaliseren.
16.3.4.4. Regels voor toewijzen van coördinaat Z of waarde M
Digitaliseren van 3D vectorobjecten of objecten met waarde M verschilt niet zoveel van (X,Y) 2D-lagen. Gereedschappen en opties die worden beschreven in dit hoofdstuk zijn nog steeds beschikbaar en helpen u bij het plaatsen van het punt in een vlakke omgeving. Dan dient u de toewijzing van het coördinaat Z (of waarde M ) af te handelen:
Standaard zal QGIS aan nieuwe punten de Standaard waarde Z (respectievelijk Standaard waarde M) toewijzen, ingesteld op de tab . Als het paneel Geavanceerd digitaliseren in gebruik is, dan wordt de waarde genomen uit de widget Z (respectievelijk M) daarvan.
Bij het snappen aan een punt zullen nieuwe of verplaatste punten de waarde Z of M van de gesnapte punten overnemen.
Bij het snappen aan een segment terwijl Topologisch bewerken is ingeschakeld, dan wordt de nieuwe waarde Z of M van het punt geïnterpoleerd langs het segment.
Als de widget Z (respectievelijk M) van het paneel Geavanceerd digitaliseren is vergrendeld, dan wordt de waarde daarvan toegepast op het punt, voorrang nemend over enige waarde Z of M van een gesnapt punt of segment.
U kunt, om waarden Z of M van een bestaand object te bewerken, het paneel Puntenbewerker gebruiken. Voor het maken van aangepaste waarden Z of M zou u willen vertrouwen op het paneel Geavanceerd digitaliseren.
16.3.4.5. Objecten knippen, kopiëren en plakken
Geselecteerde objecten kunnen geknipt, gekopieerd en geplakt worden tussen lagen in hetzelfde project van QGIS, maar dan moeten de doellagen ook eerst ingesteld zijn om te bewerken met Bewerken aan/uitzetten.
Tip
Polygoon naar lijn transformeren en vice versa met behulp van kopiëren/plakken
Kopieer een object lijn en plak dat in een polygoonlaag: QGIS plakt in de doellaag een polygoon waarvan de rand correspondeert met de dichtstbijzijnde geometrie van het lijnobject. Dit is een snelle manier om verschillende geometrieën te maken uit dezelfde gegevens.
Objecten kunnen ook als tekst geplakt worden in externe toepassingen. De objecten worden daarbij weergegeven in de indeling CSV, waarbij de waarden van de geometrie zijn opgeslagen in indeling van OGC, Well-Known Text (WKT). WKT- en GeoJSON-objecten van buiten QGIS kunnen ook worden geplakt in een laag in QGIS.
Wanneer komt de functionaliteit kopiëren en plakken van pas? Wel, u kunt meerdere lagen tegelijk bewerken en objecten tussen lagen kopiëren en plakken. Waarom zouden we dit willen doen? Stel dat we moeten werken met een nieuwe laag, maar slechts een of twee meren nodig hebben, niet de 5.000 op onze laag big_lakes
. We kunnen een nieuwe laag maken en daarmee kopiëren/plakken gebruiken om de benodigde meren erop te zetten.
Als voorbeeld zullen we enkele lagen van de laag met meren kopiëren naar een nieuwe laag:
Laad de laag van waaruit u objecten wilt kopiëren (de bronlaag)
Laad of maak de laag aan waar u naartoe wilt kopiëren (de doellaag)
Zet het bewerken aan voor de doellaag
Maak de bronlaag de actieve laag door deze te selecteren in de legenda
Gebruik het gereedschap Objecten selecteren per gebied of met één enkele klik om de object(en) op de bronlaag te selecteren
Maak nu de doellaag de actieve laag door er op te klikken in de legenda
Zet bewerken voor de laag uit en sla de wijzigingen op
Wat gebeurt er wanneer de attribuutvelden inhoudelijk niet overeenkomen (veldnamen en typen zijn niet hetzelfde)? QGIS zal dan alleen die velden kopiëren die inhoudelijk overeenkomen en de rest negeren. Als het u niet uitmaakt of de attributen naar de doellaag worden gekopieerd, maakt het niet uit hoe de velden en gegevenstypen zijn ontworpen. Als u zeker wilt weten dat alles - het object en de attributen daarvan - gekopieerd worden, zorg er dan voor dat de schema’s overeen komen.
Notitie
Behoud van eigenschappen geplakte objecten
Als uw bron- en doellaag dezelfde projectie gebruiken, zullen de geplakte objecten een identieke geometrie hebben als op de bronlaag. Wanneer echter de doellaag een andere projectie gebruikt, dan kan QGIS niet garanderen dat de geometrie identiek is. Dit komt eenvoudigweg omdat er kleine afrondingsverschillen zullen optreden bij het converteren tussen projecties.
Tip
Tekenreeks van attribuut naar een ander kopiëren
Indien u een nieuwe kolom hebt gemaakt in uw attributentabel van het type ‘string’ en u wilt daarin waarden plakken vanuit een andere kolom met attributen die een grotere lengte hebben, zal de grootte van de kolom worden uitgebreid tot dezelfde grootte. Dat is omdat het stuurprogramma voor het GDAL Shapefile de velden voor string en integer automatisch weet te vergroten om dynamisch aan te passen tot de lengte van de gegevens die moeten worden ingevoerd.
16.3.4.6. Geselecteerde objecten verwijderen
Als we een volledig object (attribuut en geometrie) willen verwijderen, kunnen we dat doen door eerst de geometrie te selecteren met het normale gereedschap Object(en) selecteren. Selecteren kan ook worden uitgevoerd vanuit de attributentabel. Als u de selectie eenmaal hebt ingesteld, druk dan op de toets Delete of Backspace of gebruik het gereedschap Geselecteerde object verwijderen om de objecten te verwijderen. Meerdere geselecteerde objecten kunnen in één keer worden verwijderd.
Het gereedschap Objecten knippen op de werkbalk Digitaliseren kan ook worden gebruikt om objecten te verwijderen. Dit verwijdert effectief de objecten uit de laag, maar plaatst ze ook tijdelijk in het “ruimtelijke klembord”. We kunnen dus het object knippen om het te verwijderen. We kunnen dan het gereedschap Objecten plakken gebruiken om het terug te plaatsen, wat ons de mogelijkheid Ongedaan maken geeft voor 1 niveau. Knippen, kopiëren en plakken werkt op de momenteel geselecteerde objecten, wat betekent dat we er meer dan één per keer kunnen bewerken.
16.3.4.7. Ongedaan maken en Opnieuw
De gereedschappen Ongedaan maken en Opnieuw geven u de mogelijkheid om bewerkingen op vectorlagen ongedaan te maken of nogmaals uit te voeren. Er is ook een vast te zetten widget dat alle bewerkingen in de geschiedenis van Ongedaan maken/Opnieuw weergeeft (zie Fig. 16.96). Dit widget is standaard niet zichtbaar maar u kunt dit zichtbaar maken door met de rechtermuisknop op de werkbalk te klikken en vervolgens het keuzevak Ongedaan maken/Opnieuw te selecteren. De mogelijkheid Ongedaan maken/ Opnieuw is echter actief, ook als de widget niet zichtbaar is.
Als Ongedaan maken wordt gebruikt of op Ctrl+Z (of Cmd+Z) wordt gedrukt, zal de status van alle objecten en attributen worden teruggebracht naar die van vóór de laatste bewerking. Wijzigingen anders dan normale bewerkingen van vectoren (bijvoorbeeld gemaakt door een plug-in) zouden al dan niet kunnen ongedaan worden gemaakt, afhankelijk van hoe de wijzigingen werden uitgevoerd.
Met het paneel Ongedaan maken/Opnieuw kunt u door te klikken op een bewerking in de lijst direct naar de situatie terugspringen van voor de bewerking.
16.3.4.8. Bewerkte lagen opslaan
Als een laag te bewerken is, zullen de wijzigingen in het geheugen van QGIS zijn opgeslagen. Deze zijn dan nog niet onmiddellijk doorgevoerd/opgeslagen in de gegevensbron of op schijf. Als u tijdens het bewerken de wijzigingen tussendoor wilt opslaan maar door wilt gaan met bewerken zonder de modus Bewerken te verlaten, kunt u op de knop Wijzigingen laag opslaan klikken. Als u modus Bewerken uitzet met Bewerken aan/uitzetten (of QGIS wilt afsluiten), dan zult u worden gevraagd of uw aanpassingen wilt opslaan of negeren.
Als de wijzigingen niet opgeslagen kunnen worden (bijv. geen schijfruimte meer beschikbaar of de attributen hebben waarden die buiten het bereik liggen), dan blijven de wijzigingen nog bewaard in het geheugen van QGIS. U kunt dan nog wijzigingen aanbrengen en het opnieuw proberen.
Tip
Integriteit van gegevens
Het is altijd een goed idee om een back-up te maken van uw gegevens voordat u begint met het wijzigen ervan. Alhoewel de auteurs van QGIS veel aandacht hebben gegeven aan het behouden van de integriteit van de gegevens, worden er geen garanties gegeven.
Meerdere lagen in één keer opslaan
Deze functionaliteit geeft de mogelijkheid om meerdere lagen te digitaliseren. Kies Opslaan voor geselecteerde laag/lagen om alle wijzigingen op te slaan die u in meerdere lagen hebt gemaakt. Het is ook mogelijk om met Terugdraaien voor geselecteerde laag/lagen alle wijzigingen voor alle geselecteerde lagen in één keer terug te draaien. Als u wilt stoppen met het bewerken van de geselecteerde lagen is Afbreken voor geselecteerde laag/lagen een eenvoudige manier.
Dezelfde functionaliteit is beschikbaar voor het bewerken van alle lagen.
Tip
Transactiegroep gebruiken om wijzigingen in meerdere lagen in één keer te bewerken, op te slaan of terug te draaien
Activeer, bij het werken met lagen vanuit dezelfde database van PostgreSQL, de optie Automatisch transactiegroepen maken waar mogelijk in om hun gedrag te synchroniseren (de modus Bewerken aan- of uitzetten, tegelijkertijd opslaan of terugdraaien van wijzigingen).
16.3.5. Geavanceerd digitaliseren
Pictogram |
Doel |
Pictogram |
Doel |
---|---|---|---|
Gereedschap Geavanceerd digitaliseren inschakelen |
|||
Object(en) verplaatsen |
Object(en) kopiëren en verplaatsen |
||
Object(en) roteren |
Object vereenvoudigen |
||
Object op schaal brengen |
|||
Ring toevoegen |
Deel toevoegen |
||
Ring vullen |
Richting omdraaien |
||
Ring verwijderen |
Deel verwijderen |
||
Verspring curve |
Object vervormen |
||
Delen splitsen |
Kaartobjecten splitsen |
||
Attributen van geselecteerde objecten samenvoegen |
Geselecteerde objecten samenvoegen |
||
Puntsymbolen roteren |
Verschuiving puntsymbolen |
||
Object verkleinen of vergroten |
16.3.5.1. Object(en) verplaatsen
Het gereedschap Object(en) verplaatsen stelt u in staat bestaande objecten te verplaatsen:
Selecteer het/de te verplaatsen object(en).
Klik in het kaartvenster om het punt van origine aan te geven voor de verplaatsing; u kunt vertrouwen op de mogelijkheden voor snappen om een nauwkeurig punt te bepalen.
U kunt ook voordeel trekken uit de beperkingen Geavanceerd digitaliseren om nauwkeurig de coördinaten van het punt van origine in te stellen. In dat geval:
Verplaats over het kaartvenster om het bestemmingspunt van de verplaatsing aan te geven, nog steeds de modus Snappen gebruikend of, zoals hierboven, gebruik het paneel Geavanceerd digitaliseren wat u aanvullende beperkingen voor plaatsing
afstand
enhoek
verschaft om het eindpunt van de verplaatsing te plaatsen.Klik in het kaartvenster: alle objecten worden verplaatst naar de nieuwe locatie.
Op dezelfde wijze kunt u een vertaalde kopie maken van de object(en) met het gereedschap Object(en) kopiëren en verplaatsen.
Notitie
Als er geen object is geselecteerd als u de eerste keer klikt in het kaartvenster met een van de gereedschappen Object(en) verplaatsen of Object(en) kopiëren en verplaatsen, dan wordt alleen het object onder de muiscursor beïnvloedt door de actie. Dus: als u meerdere objecten wilt verplaatsen dient u ze eerst te selecteren.
16.3.5.2. Object(en) roteren
Gebruik het gereedschap Object draaien om één of meerdere objecten in het kaartvenster te roteren:
Klik dan op het object om het te draaien. Het zwaartepunt van het object wordt genomen als draaipunt, een voorbeeld van het gedraaide object wordt weergegeven en een widget opent dat de huidige hoek voor Rotatie weergeeft.
Klik in het kaartvenster als u tevreden bent met de nieuwe plaatsing of voer handmatig de hoek voor het draaien in in het tekstvak. U kunt ook het vak Snappen aan ° gebruiken om de waarden voor het draaien te beperken.
Als u verschillende objecten tegelijkertijd wilt draaien, zouden zij eerst geselecteerd moeten worden, en de rotatie wordt standaard uitgevoerd over het zwaartepunt van hun gecombineerde geometrieën.
U kunt ook een ankerpunt definiëren dat anders is dan het standaard zwaartepunt van het object: druk op de Ctrl-toets, klik in het kaartvenster en dat punt zal worden gebruikt als het nieuwe draaipunt.
Indien u Shift ingedrukt houdt vóór het klikken op de kaart, wordt het roteren uitgevoerd in stappen van 45 graden, die later kunnen worden aangepast in de widget voor invoer door de gebruiker.
Druk op de toets ESC of klik op het pictogram Object draaien om het roteren van objecten te beëindigen.
16.3.5.3. Object op schaal brengen
Het gereedschap Object op schaal brengen is soortgelijk aan de mogelijkheid Object roteren. In plaats van het uitvoeren van een rotatie van geselecteerde objecten, brengt het hun geometrie opnieuw op schaal. De wijziging wordt uitgevoerd in relatie tot het ankerpunt en de verhouding voor de schaal kan handmatig worden gespecificeerd in de widget die verschijnt in de bovenhoek van het kaartvenster.
16.3.5.4. Object vereenvoudigen
Het gereedschap Object vereenvoudigen stelt u in staat interactief de vorm van een geometrie lijn of polygoon te wijzigen door het aantal punten van een object te reduceren of te verdichten, zolang als de geometrie geldig blijft:
Klik op het object of sleep een rechthoek over de objecten.
Een dialoogvenster verschijnt waar u de toe te passen Methode kunt definiëren, d.i. of u wilt:
de geometrie vereenvoudigen, wat betekent minder punten dan het origineel. Beschikbare methoden zijn
Vereenvoudigen op afstand
,Vereenvoudigen op snappen aan raster
ofVereenvoudigen op gebied (Visvalingam)
. U dient dan de waarde van Tolerantie inLaageenheden
,Pixels
ofkaarteenheden
, om te gebruiken voor het vereenvoudigen, aan te geven. Hoe hoger de tolerantie des te meer punten kunnen worden verwijerd.of de geometrieën te verdichten met nieuwe punten met de optie
Afgevlakt
: voor elk bestaand punt worden twee punten geplaatst op het segment waartoe het behoort, op een afstand Verspringing die het percentage van de lengte van het segment aangeeft. U kunt ook het aantal Doorlopen instellen waarmee de verwerking zou moeten worden verwerkt: hoe meer doorlopen, des te meer punten en hoe vlakker het object wordt.
De door u gebruikte instellingen zullen worden opgeslagen bij het verlaten van een project of een sessie van bewerken. U kunt dus, de volgende keer dat u een object vereenvoudigt, teruggaan naar dezelfde parameters.
Een overzicht van de aanpassingen die uitgevoerd gaan worden wordt aan de onderzijde van het dialoogvenster weergegeven en vermeld het aantal objecten en punten (voor en na de bewerking en de verhouding die het vertegenwoordigt). Ook wordt, in het kaartvenster, de verwachte geometrie weergegeven over de bestaande, met de kleur van het elastiek.
Wanneer de verwachte geometrie voldoet aan uw wensen, klik dan op OK om de aanpassing toe te passen. Anders kunt u, om de bewerking te annuleren, ofwel drukken op Annuleren of met rechts klikken in het kaartvenster.
16.3.5.5. Deel toevoegen
U kunt met Deel toevoegen aan een geselecteerd object een object multipunt, multilijn of multipolygoon genereren. Het nieuwe onderdeel moet buiten de bestaande worden gedigitaliseerd wat de eerder geselecteerde zou moeten zijn.
Deel toevoegen kan ook worden gebruikt om een geometrie toe te voegen aan een object zonder geometrie. Selecteer eerst het object in de attributentabel en digitaliseer de nieuwe geometrie met het gereedschap Deel toevoegen.
16.3.5.6. Deel verwijderen
Met Deel verwijderen kunt u delen verwijderen van multi-geometrie objecten (bijv. om polygonen uit een object multi-polygoon te verwijderen). Dit gereedschap werkt voor alle multi-geometrie objecten voor punten, lijnen en polygonen. Verder kan het worden gebruikt om de geometrische component van een object te verwijderen. Klik eenvoudigweg in het doeldeel om een deel te verwijderen.
16.3.5.7. Ring toevoegen
U kunt ringpolygonen maken met behulp van het pictogram Ring toevoegen. Dit betekent dat het, binnen een bestaand gebied, mogelijk is meerdere polygonen toe te voegen die fungeren als een ‘gat’, dus het gebied tussen de buitenste polygoon en de binnenste polygonen blijft over als ringpolygoon.
16.3.5.8. Ring vullen
Het gereedschap Ring vullen helpt u een object polygoon te maken dat geheel binnen een ander valt, zonder overlappend gebied; dat betekent dat het nieuwe object een gat bedekt binnen het bestaande. Een dergelijk object maken:
Teken een nieuwe polygoon over het bestaande object: QGIS voegt een ring toe aan de geometrie ervan (alsof u het gereedschap Ring toevoegen gebruikte) en maakt een nieuw object waarvan de geometrie overeenkomt met de ring (alsof u die traceerde over de interne grenzen met het gereedschap Object polygoon toevoegen).
Of, als alternatief, als de ring al bestaat in het object, plaats de muis over de ring en klik met links met Shift ingedrukt: een nieuw object dat het gat vult wordt op die plaats getekend.
Het formulier Object-attributen van het nieuwe object opent, gevuld met waarden van het “ouder”-object en/of veldbeperkingen.
16.3.5.9. Ring verwijderen
Met Ring verwijderen kunt u ringen binnen een bestaande polygoon verwijderen, door te klikken in het gat. Dit gereedschap werkt alleen met objecten polygoon en multi-polygonen. Het zal ook niets veranderen wanneer het wordt gebruikt op de buitenste ring van de polygoon.
16.3.5.10. Object vervormen
U kunt objecten lijn en polygoon opnieuw vorm geven met behulp van het gereedschap Object vervormen op de werkbalk. Voor lijnen vervangt het het lijndeel van de eerste tot de laatste kruising met de originele lijn.
Tip
Geometrieën Lijnen uitbreiden met gereedschap Objecten vervormen
Gebruik het gereedschap Object vervormen om bestaande geometrieën Lijn te verlengen: snap aan het eerste of laatste punt van de lijn en teken een nieuwe. Valideer en de geometrie van het object wordt de combinatie van de twee lijnen.
Voor polygonen zal het de grenzen van de polygoon opnieuw vormgeven. De lijn van het gereedschap moet, om dit te laten werken, de grens van de polygoon tenminste twee keer kruisen. Klik, om de lijn te tekenen, op het kaartvenster om punten toe te voegen. Klik met rechts om te stoppen. Net als met de lijnen wordt alleen het segment tussen de eerste en laatste kruising in aanmerking genomen. De opnieuw vormgegeven segmenten van de lijn die binnen de polygoon liggen zullen worden verkleind, terwijl die welke er buiten liggen zullen worden verlengd.
Bij polygonen kan vervormen soms leiden tot ongewenste resultaten. Het is vooral handig om kleinere lijnstukken van een polygoon aan te passen, en niet om grote wijzigingen uit te voeren. Het vervormen van lijnen is ook niet toegestaan om meerdere polygoonringen te doorsnijden, aangezien dit een ongeldige polygoon oplevert.
Notitie
Het gereedschap Objecten vervormen kan het startpunt van een polygoon of een gesloten lijn wijzigen. Dus het punt dat twee keer voorkomt kan een ander punt zijn. Dit zal geen probleem zijn voor de meeste applicaties, maar hier dient wel rekening mee worden gehouden.
16.3.5.11. Verspring curve
Het gereedschap Verspring curve maakt parallelle lijnen en polygonen voor lijnlagen. De functie werkt voor de laag die bewerkt wordt (de geometrieën worden gewijzigd) of op achtergrondlagen (in welk geval het kopieën maakt van de lijnen / ringen en ze toevoegt aan de laag die bewerkt wordt). Het is dus ideaal geschikt voor het maken van op afstand-lijnlagen. Het dialoogvenster Gebruikersinvoer verschijnt en geeft de afstand voor de verplaatsing weer.
U moet eerst naar de modus Bewerken en het gereedschap Verspring curve activeren om een lijnlaag te kunnen verschuiven. Klik daarna op een object om het te kunnen verplaatsen. Verplaats de muis en klik waar u het neer wilt zetten of voer de gewenste afstand in het widget voor invoer door de gebruiker in. Ingedrukt houden van Ctrl gedurende de 2e klik zal een kopie van de verschuiving maken. Uw wijzigingen kunnen dan worden opgeslagen met het gereedschap Wijzigingen laag opslaan.
QGIS dialoogvenster Opties (tab Digitaliseren dan gedeelte Lijnverspring-gereedschap ) stelt u in staat enkele parameters, zoals Verbindingsstijl, Segmenten per kwadrant, Maximale puntlengte bij hoekpunten, te configureren.
16.3.5.12. Lijn omdraaien
Wijzigen van de richting van een geometrie lijn kan nuttig zijn voor cartografische doeleinden of bij het voorbereiden van netwerkanalyses.
Richting van een lijn omdraaien:
16.3.5.13. Kaartobjecten splitsen
Gebruik het gereedschap Objecten splitsen om een object in twee of meer afzonderlijke objecten te splitsen, d.i. elke geometrie correspondeert met een nieuwe rij in de attributentabel.
Lijn- of polygoonobjecten splitsen:
Teken een lijn over het/de object(en) die u wilt splitsen. Als een selectie actief is zullen alleen de geselecteerde objecten worden gesplitst. Indien ingesteld worden standaardwaarden of clausules toegepast op de corresponderende velden, en andere attributen van het ouderobject worden standaard gekopieerd naar de nieuwe objecten.
U kunt dan op de normale wijze attributen van een resulterend object aanpassen.
16.3.5.14. Delen splitsen
In QGIS is het nu mogelijk om de delen van een meerdelige object te splitsen zodat het aantal delen wordt vergroot. Teken gewoon een lijn over het deel dat u wilt splitsen met behulp van het pictogram Objecten splitsen.
16.3.5.15. Geselecteerde objecten samenvoegen
Het gereedschap Geselecteerde objecten samenvoegen stelt u in staat een nieuw object te maken door bestaande samen te voegen. Een nieuw object door bestaande samen te voegen zal hun geometrieën samenvoegen tot één nieuw. Als objecten geen gemeenschappelijke grenzen hebben zal een object multipolygoon/multilijn/multipunt worden gemaakt.
Selecteer eerst de objecten die u wilt combineren.
In het nieuwe dialoogvenster geeft de regel Samenvoegen aan de onderzijde van de tabel de attributen van het resulterende object weer. U kunt elk van deze waarden wijzigen, ofwel door:
handmatig de waarde in de corresponderende cel te vervangen;
een rij in de tabel te selecteren en te drukken op Gebruik attributen van geselecteerde object om de waarden van dat initiële object te gebruiken;
drukken op Attributen gebruiken van het object met het grootste gebied om de attributen van het langste object lijn, de grootste polygoon, of de multipunten met de meste delen te gebruiken;
door te drukken op Alle velden overslaan om lege attributen te gebruiken;
uitbreiden van het keuzemenu aan de bovenzijde van de tabel, selecteer en van bovenstaande opties om alleen op het corresponderende veld toe te passen. Daar kunt u ook kiezen om de attributen van de initiële objecten samen te voegen (Minimum, Maximum, Mediaan, Som, Aantal, Samenvoeging… afhankelijk van het type veld. bekijk Paneel Statistisch overzicht voor de volledige lijst met functies).
Notitie
Als de laag standaardwaarden of clausules aanwezig heeft in velden zullen die worden gebruikt als initiële waarden voor het samengevoegde object.
Druk op OK om de aanpassingen toe te passen. Één enkel (multi)object wordt op de laag gemaakt, dat de eerder geselecteerde vervangt.
16.3.5.16. Samenvoegen attribuutwaarden van geselecteerde objecten
Het gereedschap Attributen van geselecteerde objecten samenvoegen stelt u in staat dezelfde attributen toe te passen op objecten zonder de grenzen samen te voegen. Het dialoogvenster is hetzelfde als dat van het gereedschap Geselecteerde objecten samenvoegen
met uitzondering van het feit dat anders dan met dat gereedschap, geselecteerde objecten met hun geometrie worden behouden terwijl sommige van hun attributen identiek worden gemaakt.
16.3.5.17. Puntsymbolen roteren
Puntsymbolen roteren stelt u in staat het draaien van puntsymbolen in het kaartvenster individueel te wijzigen.
Eerst moet u het veld aangeven waar de waarde voor rotatie moet worden opgeslagen. Dit wordt gedaan door een veld toe te wijzen aan de data-bepaalde eigenschap rotatie van het symbool:
Blader, in het dialoogvenster
, naar het dialoogvenster voor het bewerken van het symbool.Klik op de widget Data-bepaalde ‘override’ naast de optie Rotatie van het bovenste niveau Markering (bij voorkeur) van de symboollagen.
Kies een veld in het combinatievak Veldtype. Waarden van dat veld worden dus gebruikt om het symbool van het object overeenkomstig te draaien.
U kunt ook het item Gegevens opslaan in het project selecteren om een veld hulpopslag te maken om de waarde voor rotatie te beheren.
Notitie
Zorg er voor dat hetzelfde veld aan alle symboollagen is toegewezen
Instellen van het data-bepaalde veld voor roteren op het bovenste niveau van de boom van symbolen zorgt er automatisch voor dat het wordt doorgegeven aan alle symboollagen, een vereiste om grafisch roteren van een symbool met het gereedschap Puntsymbolen roteren te kunnen uitvoeren. Inderdaad, als een symboollaag niet hetzelfde veld heeft toegewezen aan de eigenschap voor roteren, zal het gereedschap niet werken.
Klik dan op een punt in het kaartvenster met het gereedschap Puntsymbolen roteren
Verplaats de muis in het kaartvenster. Een rode pijl met de waarde van de rotatie zal worden gevisualiseerd (zie Fig. 16.99). Wanneer u de toets Ctrl ingedrukt houdt tijdens het verplaatsen, zal het roteren gebeuren in stappen van 15 graden.
Wanneer u de verwachte waarde voor de hoek ziet, klik opnieuw. Het symbool wordt gerenderd met deze nieuwe rotatie en het daaraan verbonden veld wordt overeenkomstig bijgewerkt.
U kunt met rechts klikken om het roteren van het symbool af te breken.
16.3.5.18. Verschuiving puntsymbolen
Puntsymbolen verschuiven stelt u in staat om interactief de gerenderde positie van puntsymbolen in het kaartvenster te wijzigen. Dit gereedschap gedraagt zich zoals het gereedschap Puntsymbolen roteren met uitzondering van het feit dat het vereist dat u een veld verbindt met de data-bepaalde eigenschap Verschuiving (X,Y) van elke laag van het symbool. Het veld zal dan worden gevuld met de coördinaten voor de verschuiving voor de objecten waarvan het symbool is verplaatst in het kaartvenster.
Koppel een veld aan de data-bepaalde widget van de eigenschap Verschuiving (X,Y) van het symbool. Als het symbool is gemaakt met veel lagen, zou u het veld aan elk daarvan willen toewijzen
Klik op een puntsymbool
Verplaats naar een nieuwe locatie
Klik opnieuw. Het symbool wordt verplaats naar de nieuwe plek. Waarden voor de verschuiving vanaf de originele positie worden opgeslagen in het gekoppelde veld.
U kunt met rechts klikken om het verschuiven van het symbool af te breken.
16.3.5.19. Object verkleinen/vergroten
Het gereedschap Verkleinen/Vergroten stelt u in staat lengtes van segmenten, van een geometrie (multi)lijn of (multi)polygoon, te verkleinen of te vergroten om samen te vallen met een geselecteerd segment (de snijlijn). Dit resulteert in een aangepaste geometrie met een punt dat is gesnapt aan het doelsegment of het verlengde daarvam. Depending on how the selected geometries are placed in relation to each other, the tool will either:
Verkleinen: verwijdert delen van het lijnsegment of de grens van de polygoon, voorbij de snijlijn
Vergroten: breidt de grenzen van de polygoon of lijnsegmenten uit zodat zij kunnen snappen aan de snijlijn.
Bestaande geometrieën verkleinen of vergroten:
Schakel de toepasselijke instellingen voor snappen in voor segmenten op de betrokken la(a)g(en
Klik op het doel-segment, d.i. het segment waarop u een ander segment wilt vergroten of verkleinen. Het zal worden geaccentueerd.
Verplaats naar het segment dat u wilt verkleinen of vergroten. Het hoeft niet het laatst segment van de geometrie te zijn, maar moet op de actieve laag liggen.
Ga over het segment en QGIS geeft een voorbeeld weer van hoe de geometrie van het object eruit zou komen te zien. Indien OK, klik op het segment. In het geval van verkleinen moet u het deel selecteren dat u verkleind zou moeten worden.
Als beide segmenten in 3D zijn, voert het gereedschap een interpolatie uit op het segment van de limiet om de waarde Z te verkrijgen.
16.3.6. Vorm digitaliseren
De werkbalk Regelmatige vorm digitaliseren is gesynchroniseerd met de Vorm digitaliseren methode voor het tekenen van een geometrie die u kunt selecteren op de werkbalk Geavanceerd digitaliseren. Het biedt een set gereedschappen om lijnen of polygonen te tekenen met ene regelmatige vorm.
16.3.6.1. Cirkel-tekenreeks per straal
De knop Cirkel-tekenreeks per straal maakt het mogelijk objecten lijn of polygoon met een cirkelvormige geometrie toe te voegen, gegeven de twee knopen op de boog en een straal:
Klik tweemaal met links om de twee punten op de geometrie te plaatsen.
Een widget Straal in de rechterbovenhoek van het kaartvenster geeft de huidige straal weer (corresponderend met de afstand tussen de punten). Bewerk dat veld naar de waarde die u wilt gebruiken.
Een overzicht van de bogen die overeenkomen met deze beperkingen wordt weergegeven bij het verplaatsen van de muis. Klik met rechts om te valideren als de verwachte boog wordt weergegeven.
Voeg een nieuw punt toe om een andere boog vorm te geven.
Notitie
Gebogen geometrieën worden als zodanig alleen opgeslagen in compatibele gegevensproviders
Hoewel QGIS het mogelijk maakt gebogen geometrieën te digitaliseren binnen elke bewerkbare gegevensindeling, dient u een gegevensprovider (bijv. PostGIS, geheugenlaag, GML of WFS) te gebruiken die gebogen vormen ondersteunt om objecten als gebogen op te kunnen slaan, anders maakt QGIS segmenten van de cirkelvormige bogen.
16.3.6.2. Cirkels tekenen
Er is een set gereedschap voor het tekenen van cirkels. De gereedschappen worden hieronder beschreven.
Cirkels worden geconverteerd naar circulaire tekenreeksen. Daarom, zoals uitgelegd in Cirkel-tekenreeks per straal, indien toegestaan door de gegevensprovider, zal het worden opgeslagen als een gebogen geometrie, Indien niet, dan zal QGIS segmenten maken van de circulaire bogen.
Cirkel uit 2 punten: De twee punten definiëren de diameter en de oriëntatie van de cirkel. (Klik met links, klik met rechts)
Cirkel uit 3 punten: Tekent een cirkel uit drie bekende punten op de cirkel. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)
Cirkel vanuit middelpunt en een punt: Tekent een cirkel met een opgegeven middelpunt en een punt op de cirkel (Klik met links, klik met rechts). Indien gebruikt met het Het paneel Geavanceerd digitaliseren kan dit gereedschap een gereedschap “Cirkel uit middelpunt en straal toevoegen” worden door het instellen en vastzetten van een waarde Afstand na de eerste klik.
Cirkel uit 3 tangens: Tekent een cirkel die tangentiaal is naar drie segmenten. Onthoud dat u Snappen naar segmenten moet activeren (Bekijk Tolerantie voor snappen en zoekradius instellen). Klik op een segment om een tangens toe te voegen. Als twee tangens parallel zijn, worden de coördinaten van de klik op de eerste parallelle tangens gebruikt om de positie van de cirkel te bepalen. Als drie tangens parallel zijn wordt een foutbericht weergegeven en de invoer wordt leeggemaakt. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)
Cirkel uit 2 tangens en een punt: Soortgelijk aan cirkel vanuit 3 tangens, behalve dat u twee tangens moet selecteren, een straal moet invoeren en het gewenste middelpunt moet selecteren.
16.3.6.3. Ellipsen tekenen
Er is een set gereedschap voor het tekenen van ellipsen. De gereedschappen worden hieronder beschreven.
Ellipsen kunnen niet worden geconverteerd naar cirkeltekenreeksen, zij zullen dus altijd worden gesegmenteerd.
Ellips uit middelpunt en twee punten: Tekent een ellips met een opgegeven middelpunt, hoofdas en hulpas. (Klik met links, klik met links en klik met rechts)
Ellips uit middelpunt en een punt: Tekent een ellips in een begrenzingsvak met het middelpunt en een hoek. (Klik met links, klik met rechts)
Ellips uit bereik: Tekent een ellips in een begrenzingsvak met twee tegenoverliggende hoeken. (Klik met links, klik met rechts)
Ellips uit foci: Tekent een ellips uit 2 punten voor foci en een punt op de ellips. (Klik met links, klik met rechts)
16.3.6.4. Rechthoeken tekenen
Er is een set gereedschap voor het tekenen van rechthoeken. De gereedschappen worden hieronder beschreven.
Rechthoek toevoegen uit middelpunt en een punt: Tekent een rechthoek in een begrenzingsvak met het middelpunt en een hoek. (Klik met links, klik met rechts)
Rechthoek toevoegen uit bereik: Tekent een rechthoek in een begrenzingsvak met twee tegenoverliggende hoeken. (Klik met links, klik met rechts)
Rechthoek uit 3 punten (afstand): Tekent een georiënteerde rechthoek uit drie punten. Het eerste en tweede punt bepalen de lengte en de hoek van de eerste zijde. Het derde punt bepaalt de lengte van de andere zijde. Men kan Het paneel Geavanceerd digitaliseren gebruiken om de lengte van de randen in te stellen. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)
Rechthoek uit 3 punten (geprojecteerd): Hetzelfde als het voorgaande gereedschap, maar de lengte van de tweede zijde wordt berekend uit de projectie van het derde punt op de eerste zijde. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)
16.3.6.5. Normale polygonen tekenen
Er is een set gereedschap voor het tekenen van gewone polygonen. De gereedschappen worden hieronder beschreven. Klik met links om het eerste punt te plaatsen. Een dialoogvenster verschijnt waar u het aantal zijden van de polygoon kunt instellen. Klik met rechts om de normale polygoon te voltooien.
Gewone polygoon toevoegen uit twee punten: Tekent een normale polygoon waarbij de twee punten de lengte en hoek van de eerste zijde bepalen.
Gewone polygoon toevoegen uit middelpunt en een punt: Tekent een normale polygoon vanuit het opgegeven middelpunt. Het tweede punt bepaalt de hoek en afstand tot het midden van een zijde.
Gewone polygoon toevoegen uit middelpunt en een hoek: Hetzelfde als het voorgaande gereedschap maar het tweede punt bepaalt de hoek en afstand tot een punt.
16.3.7. Het paneel Geavanceerd digitaliseren
Bij het vastleggen, opnieuw vormgeven of splitsen van nieuwe of bestaande geometrieën heeft u ook de mogelijkheid om het paneel Geavanceerd digitaliseren te gebruiken. U kunt lijnen exact parallel of loodrecht onder een specifieke hoek digitaliseren of lijnen onder specifieke hoeken vastzetten. Verder kunt u een precieze definitie voor uw nieuwe geometrie maken, door het invoeren van coördinaten X en Y en ook Z voor 3D-objecten, of waarden M.
Het paneel Geavanceerd digitaliseren kan worden geopend ofwel met een klik met rechts op de werkbalk, vanuit het menu of door te drukken op Ctrl+4. Als het paneel eenmaal zichtbaar is, klik dan op de knop gereedschap Geavanceerd digitaliseren inschakelen om de set gereedschappen in te schakelen.
Notitie
De gereedschappen zijn niet ingeschakeld als de kaartweergave in geografische coördinaten is.
Het doel van het gereedschap Geavanceerd digitaliseren is om coördinaten, lengten, en hoeken vast te zetten bij het verplaatsen van de muis gedurende het digitaliseren in het kaartvenster.
U kunt ook beperkingen met relatieve of absolute verwijzingen maken. Relatieve verwijzing betekent dat de volgende beperkende waarden voor het punt relatief zullen zijn ten opzichte van het vorige punt of segment.
16.3.7.1. De werkbalk
Aan de bovenzijde van het Paneel Digitaliseren, vindt u de volgende knoppen:
Constructie-modus: maakt het mogelijk de posities van de klikken vast te leggen en opnieuw te gebruiken als verwijzingspunten om relatieve waarden afstand, hoek, X, Y, Z of M vast te leggen. Meer details op Modus Constructie.
Parallel om een lijn parallel aan een bestaande te tekenen (meer op Parallelle en loodrechte lijnen)
Loodrecht om een lijn loodrecht op een bestaande te tekenen (meer op Parallelle en loodrechte lijnen)
Snappen naar algemene hoeken: wanneer u de cursor verplaatst, geeft dat een virtuele lijn weer waaraan u kunt snappen om het volgende punt toe te voegen. De lijn voor snappen wordt gedefinieerd door het laatste toegevoegde punt en een (absolute of relatieve naar het eerdere segment) hoek vanuit een voorkeuzelijst (met stappen van 5°, 10°, 15°, 18°, 22.5°, 30°, 45° of 90°). Kies Niet snappen naar veel voorkomende hoeken om deze mogelijkheid uit te schakelen.
Zwevend schakelen: geeft een live voorbeeld van de coördinaten, direct naast de cursor, wat snel digitaliseren mogelijk maakt. Toegang tot de waarden is te verkrijgen via de sneltoetsen van het paneel, bewerken en Vergrendeld na validatie (drukken op Enter).
Gereedschappen voor constructie verschaft een aantal opties die de plaatsing van punten beperken, gebaseerd op geëxtrapoleerde coördinaten van bestaande elementen:
Uitbreiding lijn: ga met de muis over een segment en u krijgt een paars gestippelde lijn die het segment verlengt in het kaartvenster. U kunt het punt snappen overal op deze virtuele lijn.
X/Y-punt: ga met de muis over een punt en u krijgt een paars gestippelde lijn langs zijn coördinaat X of Y, in het kaartvenster. U kunt het punt snappen overal op deze virtuele lijn. Het is zelfs mogelijk om over twee verschillende punten te gaan met de muis, virtuele lijnen voor coördinaten maken voor beide, en snappen aan hun kruising.
Onder de werkbalk zult u een aantal tekstvakken zien waarvan de waarde standaard de positie of verplaatsing in het kaartvenster weergeeft. Bewerken van deze waarden helpt u de positie van de items die u bewerkt te beperken:
d voor de afstand vanaf een verwijzingspositie, gewoonlijk het laatste bewerkte punt
a voor de hoek (absoluut of relatief) vanaf een verwijzingspositie, gewoonlijk het laatste bewerkte punt
x voor de coördinaat X van de aanwijzer
y voor de coördinaat Y van de aanwijzer
z voor de standaard waarde Z of het coördinaat Z van het punt of segment onder de aanwijzer
m voor de standaard waarde M of het coördinaat M van het punt of segment onder de aanwijzer
16.3.7.2. Snelkoppelingen toetsenbord
Er zijn een aantal snelkoppelingen voor het toetsenbord beschikbaar om de snelheid, bij het gebruiken van het paneel Geavanceerd digitaliseren, te verhogen:
Toets |
Eenvoudig |
Ctrl+ of Alt+ |
Shift+ |
---|---|---|---|
D |
Afstand instellen |
Afstand vastzetten |
|
A |
Hoek instellen |
Hoek vastzetten |
Relatieve hoek naar laatste segment schakelen |
X |
X-coördinaat instellen |
X-coördinaat vastzetten |
Relatieve X naar laatste punt schakelen |
Y |
Y-coördinaat instellen |
Y-coördinaat vastzetten |
Relatieve Y naar laatste punt schakelen |
Z |
Z-coördinaat instellen |
Z-coördinaat vastzetten |
Relatieve Z naar laatste punt schakelen |
M |
M-waarde instellen |
M-waarde vastzetten |
Relatieve M naar laatste punt schakelen |
C |
Naar modus Constructie schakelen |
||
P |
Tussen modi loodrecht en parallel schakelen |
Notitie
Opties voor de Z-coördinaat en waarden M zijn alleen beschikbaar als zij compatibel zijn met de dimensie van de geometrie van de laag.
16.3.7.3. Digitaliseren met absolute verwijzing
Bij het tekenen van een geheel nieuwe geometrie is het bijzonder handig om de mogelijkheid te hebben om te beginnen met het digitaliseren van punten op opgegeven coördinaten.
Bijvoorbeeld voor het toevoegen van een nieuw object aan een polygonenlaag, klik op de knop . U kunt de exacte coördinaten invoeren voor waar u wilt beginnen met het bewerken van het object, d.i.:
Klik op het tekstvak X (of gebruik de sneltoets voor het toetsenbord X).
Typ de waarde voor de X-coördinaat die u wilt en druk op Enter of klik op de knop rechts daarvan om de muis vast te zetten op de X-as van het kaartvenster.
Klik op het tekstvak Y (of gebruik de sneltoets voor het toetsenbord Y).
Typ de waarde voor de Y-coördinaat die u wilt en druk op Enter of klik op de knop rechts daarvan om de muis vast te zetten op de Y-as van het kaartvenster.
Als de laag een coördinaat Z of waarden M heeft, wordt de corresponderende widget Z of M ingeschakeld en geeft zijn standaard waarde weer, zoals ingesteld op de tab .
Klik op het tekstvak z of m (of gebruik de sneltoets voor het toetsenbord Z of M).
Typ de waarde die u wilt voor de coördinaat en druk op Enter of klik op de knop rechts daarvan om de waarde vast te zetten in de widget.
Notitie
Lees Regels voor toewijzen van coördinaat Z of waarde M voor details over hoe coördinaat Z en waarden M automatisch worden bepaald uit bestaande objecten.
Twee blauwe gestippelde lijnen en een groen kruis identificeren de exact coördinaten die u hebt ingevoerd. Klik in het kaartvenster om een punt op de positie van het groene kruis toe te voegen.
U kunt doorgaan zoals hierboven, een nieuwe set coördinaten toevoegen voor het volgende punt, of schakelen naar een andere modus voor digitaliseren (bijv. segment, boog of stroom).
Als u een segment van een bepaalde lengte wilt tekenen:
Klik in het tekstvak d (afstand) (sneltoets toetsenbord D)
Typ de waarde voor de afstand (in kaarteenheden)
Druk op Enter of klik op de knop aan de rechterkant om de muis vast te zetten in het kaartvenster op de lengte van het segment. In het kaartvenster wordt het laatste punt omsloten door een cirkel waarvan de straal de waarde is die is ingevoerd in het vak voor de afstand. Een kruis op de cirkel geeft de positie van het volgende punt aan als u klikt.
U kunt ook de positie van het punt beperken, door het instellen van de hoek van het segment. Zoals eerder beschreven:
Klik in het tekstvak a (hoek) (sneltoets toetsenbord A)
Typ de waarde voor de hoek (in graden)
Druk op Enter of klik op de knop aan de rechterkant om het vast te zetten. Een lijn die door het laatste punt gaat, en roteert gebaseerd op de ingevoerde hoek, verschijnt in het kaartvenster en een kruis erop geeft de positie van het volgende punt weer als u klikt.
16.3.7.4. Digitaliseren met relatieve verwijzing
In plaats van absolute waarden of hoeken of coördinaten te gebruiken, kunt u ook waarden gebruiken die relatief zijn ten opzichte van het laatste gedigitaliseerde punt of segment.
Voor hoeken kunt u klikken op de knop links van het tekstvak a (of druk op Shift+A) om relatieve hoeken naar het vorige segment te schakelen. Met die optie ingeschakeld worden hoeken gemeten tussen het laatste segment en de aanwijzer van de muis.
Voor coördinaten, klik op de knoppen aan de linkerkant van de tekstvakken x, y, z of m (of druk op Shift+<key>) om relatieve coördinaten te schakelen naar het eerder punt. Met deze opties aan, zal het meten van coördinaten er van uitgaan dat het laatste punt het origine is van de ingestelde coördinaten.
16.3.7.5. Doorlopend vastzetten
Zowel bij digitaliseren met absolute of relatieve verwijzing, kunnen beperkingen voor hoek, afstand, X, Y, Z en M doorlopend worden vastgezet door te klikken op de knoppen Doorlopende … vastzetten. Gebruiken van doorlopend vastzetten stelt u in staat verscheidene punten met dezelfde beperkingen te digitaliseren.
16.3.7.6. Parallelle en loodrechte lijnen
Alle hierboven beschreven gereedschappen kunnen worden gecombineerd met de gereedschappen Loodrecht en Parallel. Deze twee gereedschappen maken het mogelijk segmenten perfect loodrecht of parallel te tekenen ten opzichte van een ander segment. Het doelsegment kan een andere laag zijn, een ander object op de laag of het object dat wordt gedigitaliseerd (vereist de optie Zelf-snappen).
Een loodrecht segment tekenen:
Voeg eerst een van de punten van het segment toe.
Klik op het pictogram Loodrecht (sneltoets toetsenbord P) om het te activeren.
Klik op het segment waarvan u wilt dat het er loodrecht op komt.
Een virtuele gestippelde lijn, loodrecht op het segment door het vorige punt, verschijnt. De eigenschap voor de hoek wordt vastgezet, wat het volgende punt op die lijn beperkt en een kruis geeft de geprojecteerde positie van de cursor op de lijn weer. Klik om het nieuwe punt te plaatsen.
Voor het tekenen van een parallel segment zijn de stappen hetzelfde, behalve dat u moet klikken op het pictogram Parallel (sneltoets toetsenbord P tweemaal).
Deze twee gereedschappen zoeken eenvoudigweg de juiste hoek voor loodrecht en de hoek voor parallel en zetten deze parameter vast gedurende het bewerken door u. Maak de parameter voor de hoek los om het gebruik te annuleren in het midden van het proces.
16.3.7.7. Modus Constructie
U kunt de constructie-modus in- en uitschakelen door te klikken op het pictogram Constructie-modus of met de sneltoets voor het toetsenbord C. Klikken in het kaartvenster, terwijl u in Constructie-modus bent, zal geen nieuwe punten toevoegen, maar zal de posities van de klikken vastleggen zodat u ze kunt gebruiken als verwijzingspunten om dan de relatieve waarden voor afstand, hoek of X, Y, Z, M vast te leggen.
Als voorbeeld kan de modus Constructie worden gebruikt om enkele punten te tekenen op een exacte afstand van een bestaand punt.
Met een bestaand punt in het kaartvenster en de modus Snappen correct geactiveerd, kunt u eenvoudige andere punten tekenen op opgegeven afstanden en hoeken van daaruit. In aanvulling op de knop moet u ook de constructie-modus activeren door te klikken op het pictogram Constructie-modus of met de C sneltoets voor het toetsenbord.
Klik naast het punt van waaruit u de afstand wilt berekenen en klik op het vak D (sneltoets d) typ de gewenste afstand in en druk op Enter om de positie van de muis in het kaartvenster vast te zetten:
Druk, vóór het toevoegen van het nieuwe punt, op C om de modus Constructie te verlaten. Klik nu op het kaartvenster en het punt zal op de ingevoerde afstand worden geplaatst.
U kunt ook de beperking voor de hoek gebruiken om, als voorbeeld, een ander punt te maken op dezelfde afstand van het originele, maar onder een bepaalde hoek vanuit het nieuw toegevoegde punt. Klik op het pictogram Constructie-modus of met de C sneltoets voor het toetsenbord om naar de Constructie-modus te gaan. Klik op het recent toegevoegde punt, en dan op het andere om een richtingssegment in te stellen. Klik dan in het tekstvak d (sneltoets D) typ de gewenste afstand en druk op Enter. Klik in het tekstvak a (sneltoets A) typ de hoek die u wilt en druk op Enter. De positie van de muis zal worden vastgezet voor zowel afstand als hoek.
Druk, vóór het toevoegen van het nieuwe punt, op C om de modus Constructie te verlaten. Klik nu op het kaartvenster en het punt zal op de ingevoerde afstand en onder de ingevoerde hoek worden geplaatst. Door het proces te herhalen kunnen verscheidene punten worden toegevoegd.
16.3.8. De Processing Op-de-plaats aanpassen
Het menu Processing verschaft toegang tot een grote set gereedschappen om nieuwe objecten te analyseren en te maken, gebaseerd op de eigenschappen van invoerobjecten of hun relaties met andere objecten (op dezelfde laag of niet). Waar het normale gedrag is om nieuwe lagen als uitvoer te maken, staan sommige algoritmes ook aanpassingen toe aan de invoerlaag. Dat is een handige manier om het aanpassen van meerdere objecten te automatiseren met geavanceerde en complexe bewerkingen.
Objecten Op-de-plaats bewerken:
Selecteer de te bewerken laag in het paneel Lagen.
Selecteer de betreffende objecten. U kunt deze stap overslaan, in welk geval de aanpassingen zullen worden toegepast op de gehele laag.
Druk op de knop Objecten op hun plaats bewerken boven in de Toolbox van Processing. De lijst met algoritmes wordt gefilterd en geeft alleen die weer, welke compatibel zijn met op-de-plaats aanpassingen, d.i.:
Zij werken op de bron van het object en niet op het niveau van de laag.
Zij wijzigen de structuur van de lagen niet, bijv. velden toevoegen of verwijderen.
Zij wijzigen niet het type geometrie, bijv. van lijn- naar puntlaag.
Zoek het algoritme dat u wilt uitvoeren en dubbelklik er op.
Notitie
Als het algoritme geen aanvullende door de gebruiker ingestelde parameters nodig heeft (exclusief de normale parameters voor de invoer- en uitvoerlaag), dan wordt het algoritme onmiddellijk uitgevoerd, zonder dat een dialoogvenster tevoorschijn komt.
Als andere parameters dan de normale parameters voor de invoer- en uitvoerlaag nodig zijn, wordt het dialoogvenster van het algoritme weergegeven. Vul de vereiste informatie in.
Klik op Geselecteerde objecten aanpassen of op Alle objecten aanpassen, afhankelijk van het feit of er een actieve selectie is.
Wijzigingen worden op de laag toegepast en in de buffer voor bewerken geplaatst: de laag wordt inderdaad geschakeld naar de modus Bewerken met niet opgeslagen wijzigingen zoals aangegeven door het pictogram naast de naam van de laag.
Druk, zoals gewoonlijk, op Wijzigingen laag opslaan om de wijzigingen door te voeren op de laag. U kunt ook drukken op Ongedaan maken om alle wijzigingen terug te draaien.