14.5. Bewerken

QGIS heeft diverse mogelijkheden voor het bewerken van vectorlagen en tabellen van OGR, SpatiaLite, PostGIS, MSSQL Spatial en Oracle Spatial.

Notitie

De procedure voor het bewerken van GRASS vectorlagen is anders - zie Digitaliseren en bewerken van een GRASS vectorlaag voor details.

Tip

Tegelijk bewerken

Deze versie van QGIS houdt niet bij of iemand anders hetzelfde object bewerkt, terwijl u doet ook doet. De laatste persoon, die de bewerkingen opslaat, wint.

14.5.1. Het instellen van de toleranties voor snappen en Zoekradius

Voor optimaal en nauwkeurig bewerken van geometrieën van vectorlagen moeten we een toepasselijke waarde instellen voor de tolerantie voor snappen en zoekradius voor punten van objecten.

14.5.1.1. Tolerantie voor ‘snappen’

Wanneer u een nieuw punt toevoegt of een bestaand verplaatst, is de tolerantie voor snappen de afstand die QGIS gebruikt om te zoeken naar het dichtstbijzijnde punt of segment waarmee u probeert te verbinden. Als u niet binnen de tolerantie voor snappen bent, zal QGIS het punt neerzetten waar u de muisknop loslaat, in plaats van het te snappen aan een bestaand punt of segment.

De instellingen van de tolerantie voor snappen hebben effect op alle gereedschappen die toleranties gebruiken.

U kunt snappen inschakelen / uitschakelen met de knop snapping Snappen inschakelen op de werkbalk Snappen of door te drukken op s. De modus Snappen, waarde voor tolerantie en eenheden kunnen ook in deze werkbalk worden geconfigureerd.

De configuratie voor snappen kan ook worden ingesteld in Project ► Opties voor snappen….

Er zijn drie opties om de la(a)g(en) te selecteren om aan te snappen:

  • Alle lagen: snel instellen voor alle zichtbare lagen in het project, zodat de aanwijzer snapt aan alle punten en/of segmenten. In de meeste gevallen is het voldoende om deze modus voor snappen te gebruiken, maar wees voorzichtig bij het te gebruiken voor projecten met veel vectorlagen, omdat het de uitvoering kan beïnvloeden.

  • Actieve laag: alleen de actieve laag wordt gebruikt, een handige manier om te zorgen voor topologische consistentie binnen de laag die bewerkt word.

  • Gevorderde configuratie: stelt u in staat de modus voor snappen in te schakelen en aan te passen op een per laag-basis (zie Fig. 14.84). Wanneer u een laag moet bewerken en zijn punten moet snappen aan een andere, zorg er dan voor dat de doellaag is geselecteerd en verhoog de waarde voor de tolerantie voor snappen. Snappen zal niet plaatsvinden aan een laag, die niet is geselecteerd in het dialoogvenster voor de opties voor snappen.

Net als voor de modus snappen kunt u kiezen tussen Punt, Segment, en Punt en segment.

De waarden voor tolerantie kunnen ofwel worden ingesteld in de kaarteenheden van het project of in pixels. Het voordeel van het kiezen van pixels is dat het het snappen constant houdt op verschillende kaartschalen. 10 tot en met 12 pixels is normaal gesproken een goede waarde, maar het is afhankelijk van de DPI van uw scherm. Gebruiken van kaarteenheden maakt het mogelijk de tolerantie te relateren aan echte afstanden op de grond. Bijvoorbeeld als u een minimum afstand hebt tussen elementen, kan deze optie nuttig zijn om er voor te zorgen dat u geen punten toevoegt die te dicht op elkaar staan.

../../../_images/editProjectSnapping.png

Fig. 14.84 Opties voor snappen (modus Gevorderde configuratie)

Notitie

Standaard kunnen alleen zichtbare objecten (de objecten waarvan de stijl wordt weergegeven, met uitzondering van lagen waarvoor de symbologie is “Geen symbolen”), worden gesnapt. U kunt het snappen voor onzichtbare objecten inschakelen door te selecteren unchecked Snappen aan niet-zichtbare objecten inschakelen op de tab Extra ► Opties ► Digitaliseren.

Tip

Snappen standaard inschakelen

U kunt instellen dat snappen standaard is ingeschakeld voor alle nieuwe projecten op de tab Extra ► Opties ► Digitaliseren. U kunt ook de standaardmodus voor snappen instellen, de waarde voor tolerantie en de eenheden, die aanwezig zijn in het dialoogvenster Opties voor snappen.

14.5.1.2. Snappen op snijpunten aanzetten

Een andere beschikbare optie is om snappingIntersection Snappen op snijpunten te gebruiken, wat de mogelijkheid geeft te ‘snappen’ aan snijpunten van geometrieën op voor snappen ingeschakelde lagen, zelfs wanneer er geen punt aanwezig is op de snijpunten.

14.5.1.3. Pictogrammen voor snappen

QGIS zal verschillende pictogrammen voor snappen weergeven, afhankelijk van het soort snappen:

../../../_images/snap_vertex_icon.png
../../../_images/snap_segment_icon.png
../../../_images/snap_intersection_icon.png

Snappen aan een punt: pictogram vak

Snappen aan een segment: pictogram zandloper

Snappen aan een kruising: pictogram kruis

Onthoud dat het mogelijk is de kleur van deze pictogrammen te wijzigen in het gedeelte Digitaliseren van uw instellingen.

14.5.1.4. Zoekradius

Zoekradius voor hoekpuntaanpassingen is de afstand die QGIS gebruikt om te zoeken naar het te selecteren punt wanneer u klikt op de kaart. Als u niet binnen de zoekradius bent, zal QGIS geen punt zoeken en vinden om te bewerken. De zoekradius voor bewerkingen aan punten kan worden gedefinieerd op de tab Extra ► options Opties ► Digitaliseren (dat is waar u de standaardwaarden voor snappen instelt).

Afstand voor snappen en zoekradius worden ingesteld in kaarteenheden of pixels. U zou misschien iets moeten experimenteren om ze juist ingesteld te krijgen. Als u een tolerantie instelt die te groot is, zou QGIS het aan een verkeerd punt kunnen snappen, speciaal als u al met een groot aantal punten op korte afstand van elkaar werkt. Hoe kleiner de zoekradius, hoe moeilijker het zal worden om te raken wat u wilt verplaatsen.

14.5.1.5. Snappen beperken tot een schaalbereik

In sommige gevallen kan snappen heel traag worden. Dit wordt vaak veroorzaakt door de hoeveelheid objecten in sommige lagen die een zware index vereisen om te berekenen en te onderhouden. Er zijn enkele parameters die snappen alleen inschakelen als de kaartweergave binnen een relevant schaalbereik is. Dit maakt het mogelijk alleen de kostbare berekening van de index uit te voeren, gerelateerd aan snappen op een schaal waar tekenen relevant is.

Beperken van de schaal voor snappen wordt geconfigureerd in Project ► Opties voor snappen…. Beperken van snappen is alleen beschikbaar in modus Gevorderde configuratie.

Voor snappen beperken tot een schaalbereik hebt u drie modi beschikbaar:

  • Uitgeschakeld: Snappen is ingeschakeld, ongeacht de huidige schaal van de kaart. Dit is de standaardmodus.

  • Globaal: Snappen is beperkt en alleen ingeschakeld als de huidige schaal van de kaart tussen een globale minimum- en een globale maximumwaarde is. Bij het selecteren van deze modus komen twee widgets beschikbaar om het bereik van schalen te configureren waarvoor snappen ingeschakeld wordt.

  • Per laag: De beperking voor het schaalbereik voor snappen wordt voor elke laag gedefinieerd. Bij het selecteren van deze modus komen twee kolommen beschikbaar om de minimum en maximum schalen voor elke laag te configureren.

Onthoud dat de minimum en maximum schalen de conventie van QGIS volgen: minimumschaal is de meest “uigezoomde” schaal, terwijl maximumschaal de meest “ingezoomde” is. Een minimum of maximum schaal die is ingesteld op “0” of “niet ingesteld” wordt gezien als zonder beperking.

14.5.2. Topologische bewerkingen

In aanvulling op deze opties voor snappen, stellen het dialoogvenster Opties voor snappen… (Project ► Opties voor snappen) en de werkbalk Snappen u in staat enkele andere topologische functionaliteiten in / uit te schakelen.

14.5.2.1. Topologisch bewerken aanzetten

De knop topopologicalEditing Topologisch werken helpt bij het werken en onderhouden van objecten met gedeelde grenzen. Met deze optie ingeschakeld, zal QGIS gedeelde grenzen ‘detecteren’. Wanneer u gedeelde punten/segmenten verplaatst, zal QGIS ze ook verplaatsen in de geometrieën van de naburige objecten.

Topologisch bewerken werkt met objecten uit verschillende lagen, zo lang als de lagen zichtbaar zijn en in modus Bewerken staan.

14.5.2.2. Overlappen van nieuwe polygonen vermijden

Als de modus voor snappen is ingesteld op Gevorderde configuratie is er voor polygoonlagen een optie, genaamd checkbox Overlapping vermijden. Deze optie voorkomt dat u nieuw objecten tekent die bestaande overlappen in de geselecteerde laag, wat digitaliseren van aanliggende polygonen versnelt.

Met de optie voor het vermijden van overlappen ingeschakeld, als u al een polygoon hebt, kunt u een tweede digitaliseren, zodat zij elkaar kruisen. QGIS zal dan de tweede polygoon afsnijden op de grenzen van de bestaande. Het voordeel is dat u niet alle punten van de gedeelde grens hoeft te digitaliseren.

Notitie

Als de nieuwe geometrie totaal wordt bedekt door bestaande, wordt het opgeschoond en zal QGIS een foutmelding weergeven.

Waarschuwing

Gebruik de optie Overlapping voorkomen met zorg

Omdat deze optie nieuwe overlappende geometrieën van elke polygoonlaag zal afsnijden, kunt u onverwachte geometrieën krijgen, als u vergeet ze niet te selecteren als u ze niet langer nodig hebt.

14.5.2.3. Geometrie controleren

Een bronplug-in kan de gebruiker helpen om te zoeken naar ongeldige geometrieën. U vindt meer informatie over deze plug-in in Plug-in Geometrieën controleren.

14.5.2.4. Automatisch traceren

Gewoonlijk dient u, bij het gebruiken van gereedschappen voor het vastzetten van objecten (object toevoegen, deel toevoegen, ring toevoegen, vervormen en splitsen), op elk punt van het object te klikken. Met de modus Automatisch traceren kunt u het proces van digitaliseren versnellen omdat u niet langer handmatig alle punten hoeft te plaatsen bij het digitaliseren:

  1. Schakel het gereedschap tracing Traceren (op de werkbalk Snappen) in, door te drukken op het pictogram of op de toets T.

  2. Snap aan een punt of segment van een object waarlangs u wilt traceren.

  3. Verplaats de muis over een ander punt of segment waaraan u zou willen snappen en, in plaats van de normale rechte lijn, het elastiek van het digitaliseren geeft een pad weer van het laatste punt waaraan u snapte tot de huidige positie. Het gereedschap werkt ook met gebogen geometrieën.

    QGIS gebruikt in feite de topologie van de onderliggende objecten om het kortste pad te bouwen naar de twee punten. Traceren vereist dat snappen is geactiveerd in lagen waarop getraceerd kan worden om het pad te bouwen. U zou ook kunnen snappen aan een bestaand punt of segment tijdens het digitaliseren en er voor zorgen dat de twee knopen topologisch aan elkaar te verbinden zijn door bestaande objecten te volgen, anders is QGIS niet in staat om ze te verbinden en traceert dus een enkele rechte lijn.

  4. Klik en QGIS plaatst de tussenliggende punten, die het weergegeven pad volgen.

Vouw het pictogram tracing Traceren inschakelen uit en stel de optie Verschuiving in om een pad te digitaliseren, parallel aan de objecten, in plaats van hen te traceren. Een positieve waarde verschuift de nieuw getekende naar de linkerkant van de richting van traceren en een negatieve waarde doet het tegenovergestelde.

Notitie

Kaartschaal of instellingen voor snappen aanpassen voor optimaal traceren

Als er teveel objecten in de kaartweergave staan, wordt traceren uitgeschakeld om het voorbereiden van potentieel lange structuren voor traceren en enorme belasting van het geheugen te vermijden. Na inzoomen of uitschakelen van enkele lagen wordt traceren weer ingeschakeld.

Notitie

Voegt geen topologische punten toe

Dit gereedschap voegt geen punten toe aan bestaande geometrieën polygoon, zelfs niet als Topologisch bewerken is ingeschakeld. Als precisie voor de geometrie is geactiveerd op de bewerkte laag, zou de resulterende geometrie niet exact een bestaande geometrie hoeven te volgen.

Tip

Automatisch traceren snel in- of uitschakelen door te drukken op de toets T

Door te drukken op de toets T kan traceren altijd worden ingeschakeld / uitgeschakeld (zelfs tijdens het digitaliseren van een object), zo is het mogelijk delen van het object te digitaliseren met traceren ingeschakeld en andere delen met traceren uitgeschakeld. Gereedschappen gedragen zich als gewoonlijk als traceren is uitgeschakeld.

Tip

Traceren converteren naar gebogen geometrieën

Door Extra ► Opties ► Digitaliseren ► Traceren te gebruiken kunt u gebogen geometrieën maken tijdens het digitaliseren. Zie opties voor digitaliseren options.

14.5.3. Het digitaliseren van een bestaande kaartlaag

Standaard laadt QGIS lagen als alleen-lezen. Dit is een veiligheidsmaatregel die voorkomt dat u een laag gaat wijzigen als u per ongeluk uitschiet met de muis. U kunt er echter voor kiezen elke laag te wijzigen, zolang de provider van de gegevens dat ondersteunt (zie Gegevensindelingen en velden verkennen), en wanneer u, op bestandsniveau, schrijfrechten hebt voor die bestanden (d.i. als de bestanden niet alleen-lezen zijn).

Tip

Rechten voor bewerken beperken op lagen in een project

Vanuit de tabel Project ► Eigenschappen… ► Databronnen ► Service-mogelijkheden laag kunt u er voor kiezen elke laag alleen-lezen te maken, ongeacht eventuele toestemming van de provider. Dit kan, in een omgeving met meerdere gebruikers, een handige manier zijn om te voorkomen dat niet geautoriseerde gebruikers per ongeluk lagen bewerken (bijv. Shapefile), daarbij potentieel gegevens kunnen beschadigen. Onthoud dat deze instelling alleen van toepassing is binnen het huidige project.

In het algemeen zijn gereedschappen voor het bewerken van vectorlagen verdeeld over een werkbalk Digitaliseren en een werkbalk Geavanceerd digitaliseren, beschreven in het gedeelte Geavanceerd digitaliseren. U kunt beide selecteren en deselecteren onder Beeld ► Werkbalken ►.

Met het gebruiken van de basisgereedschappen voor digitaliseren kunt u de volgende functies uitvoeren:

Pictogram

Doel

Pictogram

Doel

allEdits

Huidige wijzigingen

toggleEditing

Bewerken aan/uitzetten

saveEdits

Wijzigingen in laag opslaan

newTableRow

Nieuw record toevoegen

capturePoint

Object punt toevoegen

captureLine

Object lijn toevoegen

capturePolygon

Object polygoon toevoegen

vertexTool

Gereedschap Punten (Alle lagen)

vertexToolActiveLayer

Gereedschap Punten (Huidige laag)

multiEdit

De attributen van alle geselecteerde objecten tegelijkertijd aanpassen

deleteSelectedFeatures

Geselecteerde verwijderen

editCut

Objecten knippen

editCopy

Objecten kopiëren

editPaste

Objecten plakken

undo

Ongedaan maken

redo

Opnieuw

De functies van de werkbalk ‘Digitaliseren’

Onthoud dat bij het gebruiken van een van de gereedschappen voor Digitaliseren, u nog steeds kunt zoomen of verschuiven in het kaartvenster zonder de focus van het gereedschap te verliezen.

Elke sessie waarbij u een laag gaat bewerken begint met het kiezen van de optie toggleEditing Bewerken aan/uitzetten die kan worden gevonden in het contextmenu van een laag, in het dialoogvenster van de attributentabel, de werkbalk Digitaliseren of het menu Bewerken

Als de laag eenmaal in de modus Bewerken staat, zullen aanvullende gereedschappen op de werkbalk Bewerken beschikbaar komen en markeringen zullen verschijnen op de punten van alle objecten, tenzij de optie Markeringen alleen gebruiken voor geselecteerde objecten onder het menu Extra ► Opties… ► Digitaliseren is geselecteerd.

Tip

Regelmatig opslaan

Vergeet niet om de knop saveEdits Wijzigingen laag opslaan regelmatig te gebruiken. Deze zal ook controleren of u uw gegevens nog naar de gegevensbron kunt schrijven.

14.5.3.1. Objecten toevoegen

Afhankelijk van het type laag kunt u de pictogrammen newTableRow Record toevoegen, capturePoint Object punt toevoegen, captureLine Object lijn toevoegen of capturePolygon Object polygoon toevoegen op de werkbalk gebruiken om nieuwe objecten aan de huidige laag toe te voegen.

Klik op de knop newTableRow Record toevoegen om een object zonder geometrie toe te voegen en kunt u attributen toevoegen in het objectformulier dat opent. U moet eerst de geometrie digitaliseren en dan zijn attributen invoeren om objecten met ruimtelijk ingeschakelde gereedschappen te kunnen maken. De geometrie digitaliseren:

  1. Klik met links op de kaart om het eerste punt van uw nieuwe object te maken. Voor objecten punt zou dit voldoende moeten zijn en, indien vereist, het objectformulier moeten activeren om de attributen in te kunnen vullen. Door het instellen van de precisie voor geometrie in de laageigenschappen kunt u hier snappen aan grid gebruiken om objecten te maken die zijn gebaseerd op een regelmatige afstand.

  2. Voor geometrieën lijn of polygoon blijf met links klikken voor elk aanvullend punt dat u wilt vastleggen of gebruik de mogelijkheid automatisch traceren om het digitaliseren te versnellen. Dit zal opeenvolgende rechte lijnen maken tussen de punten die u plaatst.

    Notitie

    Drukken op de toetsen Delete of Backspace verwijdert de laatste knoop die u toevoegde.

  3. Wanneer u voldoende punten hebt toegevoegd, klik dan met rechts ergens in het kaartvenster om te bevestigen dat u gereed bent met het invoeren van de geometrie van dat object.

    Notitie

    Tijdens het digitaliseren van geometrieën lijn of polygoon kunt u heen en weer schakelen tussen de lineaire gereedschappen Object toevoegen en de cirkel tekenreeks gereedschappen om samengestelde gebogen geometrieën temaken.

    Tip

    Het elastiek voor digitaliseren aanpassen

    Bij het vastleggen van polygonen kan het, standaard rode, elastiek onderliggende objecten verbergen op plaatsen waar u een punt zou willen vastleggen. Dit kan worden opgelost door een instelling van een lagere lichtdichtheid (of alfa-kanaal) voor de Kleur vulling van het elastiek in het menu Extra ► Opties ► Digitaliseren. U kunt ook het gebruiken van het elastiek vermijden door te selecteren Elastiek niet bijwerken gedurende bewerken van knoop.

  4. Het venster voor de attributen zal verschijnen waar u de informatie voor het nieuwe object kunt invoeren. Fig. 14.85 toont het invoeren voor een nieuwe fictieve rivier. Echter, op de tab Digitaliseren in het menu Extra ► Opties, kunt u ook activeren:

    • checkbox Voorkom tonen van attributenformulier na intekenen object om het openen van het formulier te vermijden;

    • of checkbox Laatst ingevoerde attribuutwaarden gebruiken om velden automatisch te laten vullen bij het openen van het formulier en alleen gewijzigde waarden in te hoeven vullen.

../../../_images/editDigitizing.png

Fig. 14.85 Dialoogvenster Attribuutwaarden invoeren na digitaliseren van een nieuw vectorobject

14.5.3.2. Gereedschap Punten

Notitie

QGIS 3 belangrijke wijzigingen

In QGIS 3 is het gereedschap Knopen volledig opnieuw ontworpen en hernoemd naar gereedschap Punten. Het werkte eerder met de ergonomie “klik en sleep”, en nu gebruikt het een “klik - klik” werkstroom. Dit maakt belangrijke verbeteringen mogelijk, zoals het voordeel trekken uit het paneel Geavanceerd digitaliseren met het gereedschap Punten tijdens het digitaliseren of bewerken van objecten van meerdere lagen tegelijkertijd.

Voor elke bewerkbare vectorlaag verschaft het vertexToolActiveLayer gereedschap Punten (Huidige laag) mogelijkheden voor het bewerken van punten van objecten soortgelijk als in CAD-programma’s. Het is mogelijk om eenvoudigweg in één keer meerdere punten te selecteren en ze samen te verplaatsen, toe te voegen of te verwijderen. Het gereedschap Punten ondersteunt ook de mogelijkheid voor topologisch bewerken. Dit gereedschap houdt de selectie vast, dus als een bewerking is gedaan, blijft de selectie actief voor dit object en gereedschap.

Het is belangrijk om de eigenschap Extra ► options Opties ► Digitaliseren ► Zoekradius voor hoekaanpassingen: selectNumber op een waarde groter dan 0 te zetten Anders zal QGIS u niet kunnen vertellen welk punt bewerkt wordt en zal een waarschuwing weergeven

Tip

Knooppunt markeringen

De huidige versie van QGIS ondersteunt drie soorten markeerstijlen voor het weergeven van de markeringen voor punten: ‘Semi-transparante cirkel’, ‘Kruis’ en ‘Geen’. Kies, om de stijl van de markeringen te wijzigen, options Opties in het menu Extra, klik op de tab Digitaliseren en selecteer het item dat van toepassing is.

Standaard bewerkingen

Begin met het activeren van het vertexToolActiveLayer Gereedschap Punten (Huidige laag). Rode cirkels zullen verschijnen bij het gaan over de punten.

  • Selecteren van punten: U kunt knooppunten selecteren door er één voor één op te klikken, door de Shift-toets ingedrukt te houden of door een vierkant te slepen rondom enkele punten. Wanneer een punt geselecteerd is zal de kleur hiervan blauw worden. U kunt meer knooppunten aan de bestaande selectie toevoegen door met ingedrukte Shift-toets punten te selecteren. Houd de Ctrl-toets ingedrukt en klik om punten uit de selectie te verwijderen.

  • Modus Batch punten selecteren: De modus Batch punten selecteren kan worden geactiveerd door te drukken op Shift+R. Selecteer een eerste knoop met één enkele klik, en ga dan zonder te klikken over een andere knoop. Dit zal dynamisch alle tussenliggende knopen selecteren met het kortste pad (voor polygonen).

    ../../../_images/vertex_batch_selection_mode.png

    Fig. 14.86 Batch punten selecteren met Shift+R

    Drukken op Ctrl zal de selectie omdraaien en het langste pad langs de grens van het object selecteren. Beëindig het selecteren van punten met een tweede klik, of druk op Esc om de modus Batch op te heffen.

  • Punten toevoegen: Om een punt toe te voegen verschijnt een virtuele knoop in het midden van het segment. Pak het eenvoudigweg vast om een nieuw punt te maken. Een dubbelklik op een locatie van de grens zal ook een nieuwe knoop maken. Voor lijnen wordt ook een virtuele knoop voorgesteld aan beide uiteinden van een lijn om die te verlengen.

    ../../../_images/vertex_add_node.png

    Fig. 14.87 Virtuele knopen voor toevoegen van punten

  • Punten verwijderen: Selecteer de punten en klik op de toets Delete. Verwijderen van alle punten van een object maakt, indien compatibel met een gegevensbron, een object zonder geometrie. Onthoud dat dit niet het gehele object verwijdert, alleen het gedeelte geometrie. Gebruik het gereedschap deleteSelectedFeatures Geselecteerde object verwijderen om een volledig object te verwijderen.

  • Verplaatsen van punten Selecteer eerst alle punten die u wilt verplaatsen. Klik op een geselecteerd punt of een rand en klik opnieuw op de gewenste nieuwe locatie. Alle geselecteerde punten zullen gelijktijdig verplaatsen. Wanneer snappen is geactiveerd zal de hele selectie zich verplaatsen (‘snappen’) naar het dichtstbijzijnde punt of lijn. U kunt beperkingen van het paneel Geavanceerd digitaliseren gebruiken voor afstand, hoeken, exacte locaties voor X en Y, vóór de tweede klik.

    Hier kunt u de mogelijkheid Snappen aan grid gebruiken. Door een waarde te hebben ingesteld voor de precisie voor geometrie in de laageigenschappen verschijnt een raster in een zoomniveau overeenkomstig de precisie voor de geometrie.

    ../../../_images/vertex_snap_to_grid.png

    Fig. 14.88 Selecteren van een punt en punten naar het raster verplaatsen

Elke wijziging die aan het punt wordt gemaakt wordt opgeslagen als een afzonderlijk item in het dialoogvenster Ongedaan maken. Onthoud dat alle bewerkingen topologisch bewerken ondersteunen als dat is ingeschakeld. Direct projecteren wordt ook ondersteund, en het gereedschap Punten verschaft helptips om een punt te identificeren door er met de aanwijzer overheen te gaan.

Het paneel Punten bewerker

Bij het gebruiken van het gereedschap Punten op een object, is het mogelijk met rechts te klikken om het paneel Punten bewerker te openen dat alle punten van het object vermeldt met hun X, Y (Z, M indien van toepassing) coördinaten en r (voor de radius, in het geval van een cirkelvormige geometrie). Selecteer eenvoudigweg een rij in de tabel om het overeenkomstige punt in het kaartvenster te selecteren, en vice versa. Wijzig eenvoudigweg een coördinaat in de tabel en de positie van uw punt wordt bijgewerkt. U kunt ook meerdere rijen selecteren en ze allemaal tegelijk verwijderen.

Notitie

Gewijzigd gedrag in QGIS3.4

Met rechts klikken op een object zal onmiddellijk de bewerker voor punten weergeven en dit object vastzetten, en dus het bewerken van andere objecten uitschakelen. Zolang een object is vastgezet, is het exclusief voor bewerken: Selecteren en verplaatsen van punten en segmenten door te klikken of te slepen is alleen voor dit object mogelijk. Nieuwe punten kunnen alleen aan het vastgezette object worden toegevoegd. Ook opent het paneel Punten bewerker nu automatisch bij het activeren van het gereedschap Punten, en de positie/vastgezette status wordt bij gebruik onthouden.

../../../_images/vertex_editor_panel.png

Fig. 14.89 Paneel Punten bewerker dat geselecteerde punten weergeeft

14.5.3.3. Objecten knippen, kopiëren en plakken

Geselecteerde objecten kunnen geknipt, gekopieerd en geplakt worden tussen lagen in hetzelfde project van QGIS, maar dan moeten de doellagen ook eerst ingesteld zijn om te bewerken met toggleEditing Bewerken aan/uitzetten.

Tip

Polygoon naar lijn transformeren en vice versa met behulp van kopiëren/plakken

Kopieer een object lijn en plak dat in een polygoonlaag: QGIS plakt in de doellaag een polygoon waarvan de rand correspondeert met de dichtstbijzijnde geometrie van het lijnobject. Dit is een snelle manier om verschillende geometrieën te maken uit dezelfde gegevens.

Objecten kunnen ook als tekst geplakt worden in externe toepassingen. De objecten worden daarbij weergegeven in de indeling CSV, waarbij de waarden van de geometrie zijn opgeslagen in indeling van OGC, Well-Known Text (WKT). WKT- en GeoJSON-objecten van buiten QGIS kunnen ook worden geplakt in een laag in QGIS.

Wanneer komt de functionaliteit kopiëren en plakken van pas? Wel, u kunt meerdere lagen tegelijk bewerken en objecten tussen lagen kopiëren en plakken. Waarom zouden we dit willen doen? Stel dat we moeten werken met een nieuwe laag, maar slechts een of twee meren nodig hebben, niet de 5.000 op onze laag big_lakes. We kunnen een nieuwe laag maken en daarmee kopiëren/plakken gebruiken om de benodigde meren erop te zetten.

Als voorbeeld zullen we enkele lagen van de laag met meren kopiëren naar een nieuwe laag:

  1. Laad de laag van waaruit u objecten wilt kopiëren (de bronlaag)

  2. Laad of maak de laag aan waar u naartoe wilt kopiëren (de doellaag)

  3. Zet het bewerken aan voor de doellaag

  4. Maak de bronlaag de actieve laag door deze te selecteren in de legenda

  5. Gebruik het gereedschap selectRectangle Objecten selecteren per gebied of met één enkele klik om de object(en) op de bronlaag te selecteren

  6. Klik op het gereedschap editCopy Objecten kopiëren

  7. Maak nu de doellaag de actieve laag door er op te klikken in de legenda

  8. Klik op het gereedschap editPaste Objecten plakken

  9. Zet bewerken voor de laag uit en sla de wijzigingen op

Wat gebeurt er wanneer de attribuutvelden inhoudelijk niet overeenkomen (veldnamen en typen zijn niet hetzelfde)? QGIS zal dan alleen die velden kopiëren die inhoudelijk overeenkomen en de rest negeren. Als het u niet uitmaakt of de attributen naar de doellaag worden gekopieerd, maakt het niet uit hoe de velden en gegevenstypen zijn ontworpen. Als u zeker wilt weten dat alles - het object en de attributen daarvan - gekopieerd worden, zorg er dan voor dat de schema’s overeen komen.

Notitie

Behoud van eigenschappen geplakte objecten

Als uw bron- en doellaag dezelfde projectie gebruiken, zullen de geplakte objecten een identieke geometrie hebben als op de bronlaag. Wanneer echter de doellaag een andere projectie gebruikt, dan kan QGIS niet garanderen dat de geometrie identiek is. Dit komt eenvoudigweg omdat er kleine afrondingsverschillen zullen optreden bij het converteren tussen projecties.

Tip

Tekenreeks van attribuut naar een ander kopiëren

Indien u een nieuwe kolom hebt gemaakt in uw attributentabel van het type ‘string’ en u wilt daarin waarden plakken vanuit een andere kolom met attributen die een grotere lengte hebben, zal de grootte van de kolom worden uitgebreid tot dezelfde grootte. Dat is omdat het stuurprogramma voor het GDAL Shapefile, vanaf GDAL/OGR 1.10, de velden voor string en integer automatisch weet te vergroten om dynamisch aan te passen tot de lengte van de gegevens die moeten worden ingevoerd.

14.5.3.4. Geselecteerde objecten verwijderen

Als we een volledig object (attribuut en geometrie) willen verwijderen, kunnen we dat doen door eerst de geometrie te selecteren met het normale gereedschap selectRectangle Object(en) selecteren. Selecteren kan ook worden uitgevoerd vanuit de attributentabel. Als u de selectie eenmaal hebt ingesteld, druk dan op de toets Delete of Backspace of gebruik het gereedschap deleteSelectedFeatures Geselecteerde object verwijderen om de objecten te verwijderen. Meerdere geselecteerde objecten kunnen in één keer worden verwijderd.

Het gereedschap editCut Objecten knippen op de werkbalk Digitaliseren kan ook worden gebruikt om objecten te verwijderen. Dit verwijdert effectief de objecten uit de laag, maar plaatst ze ook tijdelijk in het “ruimtelijke klembord”. We kunnen dus het object knippen om het te verwijderen. We kunnen dan het gereedschap editPaste Objecten plakken gebruiken om het terug te plaatsen, wat ons de mogelijkheid Ongedaan maken geeft voor 1 niveau. Knippen, kopiëren en plakken werkt op de momenteel geselecteerde objecten, wat betekent dat we er meer dan één per keer kunnen bewerken.

14.5.3.5. Ongedaan maken en Opnieuw

De gereedschappen undo Ongedaan maken en redo Opnieuw geven u de mogelijkheid om bewerkingen op vectorlagen ongedaan te maken of nogmaals uit te voeren. Er is ook een vast te zetten widget dat alle bewerkingen in de geschiedenis van Ongedaan maken/Opnieuw weergeeft (zie Fig. 14.90). Dit widget is standaard niet zichtbaar maar u kunt dit zichtbaar maken door met de rechtermuisknop op de werkbalk te klikken en vervolgens het keuzevak Ongedaan maken/Opnieuw te selecteren. De mogelijkheid Ongedaan maken/ Opnieuw is echter actief, ook als de widget niet zichtbaar is.

../../../_images/redo_undo.png

Fig. 14.90 Ongedaan maken en Opnieuw gedigitaliseerde stappen

Als Ongedaan maken wordt gebruikt of op Ctrl+Z (of Cmd+Z) wordt gedrukt, zal de status van alle objecten en attributen worden teruggebracht naar die van vóór de laatste bewerking. Wijzigingen anders dan normale bewerkingen van vectoren (bijvoorbeeld gemaakt door een plug-in) zouden al dan niet kunnen ongedaan worden gemaakt, afhankelijk van hoe de wijzigingen werden uitgevoerd.

Met het paneel Ongedaan maken/Opnieuw kunt u door te klikken op een bewerking in de lijst direct naar de situatie terugspringen van voor de bewerking.

14.5.3.6. Bewerkte lagen opslaan

Als een laag te bewerken is, zullen de wijzigingen in het geheugen van QGIS zijn opgeslagen. Deze zijn dan nog niet onmiddellijk doorgevoerd/opgeslagen in de gegevensbron of op schijf. Als u tijdens het bewerken de wijzigingen tussendoor wilt opslaan maar door wilt gaan met bewerken zonder de modus Bewerken te verlaten, kunt u op de knop saveEdits Wijzigingen laag opslaan klikken. Als u modus Bewerken uitzet met toggleEditing Bewerken aan/uitzetten (of QGIS wilt afsluiten), dan zult u worden gevraagd of uw aanpassingen wilt opslaan of negeren.

Als de wijzigingen niet opgeslagen kunnen worden (bijv. geen schijfruimte meer beschikbaar of de attributen hebben waarden die buiten het bereik liggen), dan blijven de wijzigingen nog bewaard in het geheugen van QGIS. U kunt dan nog wijzigingen aanbrengen en het opnieuw proberen.

Tip

Integriteit van gegevens

Het is altijd een goed idee om een back-up te maken van uw gegevens voordat u begint met het wijzigen ervan. Alhoewel de auteurs van QGIS veel aandacht hebben gegeven aan het behouden van de integriteit van de gegevens, worden er geen garanties gegeven.

Meerdere lagen in één keer opslaan

Deze functionaliteit geeft de mogelijkheid om meerdere lagen te digitaliseren. Kies fileSaveAs Opslaan voor geselecteerde laag/lagen om alle wijzigingen op te slaan die u in meerdere lagen hebt gemaakt. Het is ook mogelijk om met rollbackEdits Terugdraaien voor geselecteerde laag/lagen alle wijzigingen voor alle geselecteerde lagen in één keer terug te draaien. Als u wilt stoppen met het bewerken van de geselecteerde lagen is cancelEdits Afbreken voor geselecteerde laag/lagen een eenvoudige manier.

Dezelfde functionaliteit is beschikbaar voor het bewerken van alle lagen.

Tip

Transactiegroep gebruiken om wijzigingen in meerdere lagen in één keer te bewerken, op te slaan of terug te draaien

Activeer, bij het werken met lagen vanuit dezelfde database van PostgreSQL, de optie Automatisch transactiegroepen maken waar mogelijk in Project ► Eigenschappen… ► Databronnen om hun gedrag te synchroniseren (de modus Bewerken aan- of uitzetten, tegelijkertijd opslaan of terugdraaien van wijzigingen).

14.5.4. Geavanceerd digitaliseren

Pictogram

Doel

Pictogram

Doel

cad

Gereedschap Geavanceerd digitaliseren inschakelen

tracing

Traceren inschakelen

moveFeature moveFeatureLine moveFeaturePoint

Object(en) verplaatsen

moveFeatureCopy moveFeatureCopyLine moveFeatureCopyPoint

Object(en) kopiëren en verplaatsen

rotateFeature

Object(en) roteren

simplifyFeatures

Object vereenvoudigen

addRing

Ring toevoegen

addPart

Deel toevoegen

fillRing

Ring vullen

reverseLine

Richting omdraaien

deleteRing

Ring verwijderen

deletePart

Deel verwijderen

offsetCurve

Verspring curve

reshape

Object vervormen

splitParts

Delen splitsen

splitFeatures

Kaartobjecten splitsen

mergeFeatAttributes

Attributen van geselecteerde objecten samenvoegen

mergeFeatures

Geselecteerde objecten samenvoegen

rotatePointSymbols

Puntsymbolen roteren

offsetPointSymbols

Verschuiving puntsymbolen

trimExtend

Object verkleinen of vergroten

Tabel Geavanceerd bewerken: De werkbalk Geavanceerd digitaliseren voor vectorlagen

14.5.4.1. Object(en) verplaatsen

Het gereedschap moveFeature Object(en) verplaatsen stelt u in staat bestaande objecten te verplaatsen:

  1. Selecteer het/de te verplaatsen object(en).

  2. Klik in het kaartvenster om het punt van origine aan te geven voor de verplaatsing; u kunt vertrouwen op de mogelijkheden voor snappen om een nauwkeurig punt te bepalen.

    U kunt ook voordeel trekken uit de beperkingen Geavanceerd digitaliseren om nauwkeurig de coördinaten van het punt van origine in te stellen. In dat geval:

    1. Klik eerst op de knop cad om het paneel in te schakelen.

    2. Typ X en voer de corresponderende waarde in voor het punt van origine dat u wilt gebruiken. Druk dan op de knop locked naast de optie om de waarde vast te zetten.

    3. Doe hetzelfde voor het Y- coördinaat.

    4. Klik in het kaartvenster en uw punt van origine is geplaatst op de aangegeven coördinaten.

  3. Verplaats over het kaartvenster om het bestemmingspunt van de verplaatsing aan te geven, nog steeds de modus Snappen gebruikend of, zoals hierboven, gebruik het paneel Geavanceerd digitaliseren wat u aanvullende beperkingen voor plaatsing afstand en hoek verschaft om het eindpunt van de verplaatsing te plaatsen.

  4. Klik in het kaartvenster: alle objecten worden verplaatst naar de nieuwe locatie.

Op dezelfde wijze kunt u een vertaalde kopie maken van de object(en) met het gereedschap moveFeatureCopy Object(en) kopiëren en verplaatsen.

Notitie

Als er geen object is geselecteerd als u de eerste keer klikt in het kaartvenster met een van de gereedschappen Object(en) verplaatsen of Object(en) kopiëren en verplaatsen, dan wordt alleen het object onder de muiscursor beïnvloedt door de actie. Dus: als u meerdere objecten wilt verplaatsen dient u ze eerst te selecteren.

14.5.4.2. Object(en) roteren

Gebruik het gereedschap rotateFeature Object draaien om één of meerdere objecten in het kaartvenster te roteren:

  1. Druk op het pictogram rotateFeature Object draaien

  2. Klik dan op het object om het te draaien. Het zwaartepunt van het object wordt genomen als draaipunt, een voorbeeld van het gedraaide object wordt weergegeven en een widget opent dat de huidige hoek voor Rotatie weergeeft.

  3. Klik in het kaartvenster als u tevreden bent met de nieuwe plaatsing of voer handmatig de hoek voor het draaien in in het tekstvak. U kunt ook het vak Snappen aan ° gebruiken om de waarden voor het draaien te beperken.

  4. Als u verschillende objecten tegelijkertijd wilt draaien, zouden zij eerst geselecteerd moeten worden, en de rotatie wordt standaard uitgevoerd over het zwaartepunt van hun gecombineerde geometrieën.

U kunt ook een ankerpunt definiëren dat anders is dan het standaard zwaartepunt van het object: druk op de Ctrl-toets, klik in het kaartvenster en dat punt zal worden gebruikt als het nieuwe draaipunt.

Indien u Shift ingedrukt houdt vóór het klikken op de kaart, wordt het roteren uitgevoerd in stappen van 45 graden, die later kunnen worden aangepast in de widget voor invoer door de gebruiker.

Druk op de toets ESC of klik op het pictogram rotateFeature Object draaien om het roteren van objecten te beëindigen.

14.5.4.3. Object vereenvoudigen

Het gereedschap simplifyFeatures Object vereenvoudigen stelt u in staat interactief de vorm van een geometrie lijn of polygoon te wijzigen door het aantal punten van een object te reduceren of te verdichten, zolang als de geometrie geldig blijft:

  1. Selecteer het gereedschap simplifyFeatures Object vereenvoudigen.

  2. Klik op het object of sleep een rechthoek over de objecten.

  3. Een dialoogvenster verschijnt waar u de toe te passen Methode kunt definiëren, d.i. of u wilt:

    • de geometrie vereenvoudigen, wat betekent minder punten dan het origineel. Beschikbare methoden zijn Vereenvoudigen op afstand, Vereenvoudigen op snappen aan raster of Vereenvoudigen op gebied (Visvalingam). U dient dan de waarde van Tolerantie in Laageenheden, Pixels of kaarteenheden, om te gebruiken voor het vereenvoudigen, aan te geven. Hoe hoger de tolerantie des te meer punten kunnen worden verwijerd.

    • of de geometrieën te verdichten met nieuwe punten met de optie Afgevlakt: voor elk bestaand punt worden twee punten geplaatst op het segment waartoe het behoort, op een afstand Verspringing die het percentage van de lengte van het segment aangeeft. U kunt ook het aantal Doorlopen instellen waarmee de verwerking zou moeten worden verwerkt: hoe meer doorlopen, des te meer punten en hoe vlakker het object wordt.

    De door u gebruikte instellingen zullen worden opgeslagen bij het verlaten van een project of een sessie van bewerken. U kunt dus, de volgende keer dat u een object vereenvoudigt, teruggaan naar dezelfde parameters.

  4. Een overzicht van de aanpassingen die uitgevoerd gaan worden wordt aan de onderzijde van het dialoogvenster weergegeven en vermeld het aantal objecten en punten (voor en na de bewerking en de verhouding die het vertegenwoordigt). Ook wordt, in het kaartvenster, de verwachte geometrie weergegeven over de bestaande, met de kleur van het elastiek.

  5. Wanneer de verwachte geometrie voldoet aan uw wensen, klik dan op OK om de aanpassing toe te passen. Anders kunt u, om de bewerking te annuleren, ofwel drukken op Cancel of met rechts klikken in het kaartvenster.

Notitie

Anders dan de optie voor vereenvoudigen van een object in het menu Extra ► Opties ► Rendering, wat slechts de geometrie vereenvoudigt voor het renderen, past het gereedschap simplifyFeatures Object vereenvoudigen permanent de geometrie van het object in de gegevensbron aan.

14.5.4.4. Deel toevoegen

U kunt met addPart Deel toevoegen aan een geselecteerd object een object multipunt, multilijn of multipolygoon genereren. Het nieuwe onderdeel moet buiten de bestaande worden gedigitaliseerd wat de eerder geselecteerde zou moeten zijn.

addPart Deel toevoegen kan ook worden gebruikt om een geometrie toe te voegen aan een object zonder geometrie. Selecteer eerst het object in de attributentabel en digitaliseer de nieuwe geometrie met het gereedschap addPart Deel toevoegen.

14.5.4.5. Deel verwijderen

Met deletePart Deel verwijderen kunt u delen verwijderen van multi-geometrie objecten (bijv. om polygonen uit een object multi-polygoon te verwijderen). Dit gereedschap werkt voor alle multi-geometrie objecten voor punten, lijnen en polygonen. Verder kan het worden gebruikt om de geometrische component van een object te verwijderen. Klik eenvoudigweg in het doeldeel om een deel te verwijderen.

14.5.4.6. Ring toevoegen

U kunt ringpolygonen maken met behulp van het pictogram addRing Ring toevoegen. Dit betekent dat het, binnen een bestaand gebied, mogelijk is meerdere polygonen toe te voegen die fungeren als een ‘gat’, dus het gebied tussen de buitenste polygoon en de binnenste polygonen blijft over als ringpolygoon.

14.5.4.7. Ring vullen

Het gereedschap fillRing Ring vullen helpt u een object polygoon te maken dat geheel binnen een ander valt, zonder overlappend gebied; dat betekent dat het nieuwe object een gat bedekt binnen het bestaande. Een dergelijk object maken:

  1. Selecteer het gereedschap fillRing Ring vullen.

  2. Teken een nieuwe polygoon over het bestaande object: QGIS voegt een ring toe aan de geometrie ervan (alsof u het gereedschap addRing Ring toevoegen gebruikte) en maakt een nieuw object waarvan de geometrie overeenkomt met de ring (alsof u die traceerde over de interne grenzen met het gereedschap capturePolygon Object polygoon toevoegen).

  3. Of, als alternatief, als de ring al bestaat in het object, plaats de muis over de ring en klik met links met Shift ingedrukt: een nieuw object dat het gat vult wordt op die plaats getekend.

    Het formulier Object-attributen van het nieuwe object opent, gevuld met waarden van het “ouder”-object en/of veldbeperkingen.

14.5.4.8. Ring verwijderen

Met deleteRing Ring verwijderen kunt u ringen binnen een bestaande polygoon verwijderen, door te klikken in het gat. Dit gereedschap werkt alleen met objecten polygoon en multi-polygonen. Het zal ook niets veranderen wanneer het wordt gebruikt op de buitenste ring van de polygoon.

14.5.4.9. Object vervormen

U kunt objecten lijn en polygoon opnieuw vorm geven met behulp van het gereedschap reshape Object vervormen op de werkbalk. Voor lijnen vervangt het het lijndeel van de eerste tot de laatste kruising met de originele lijn.

../../../_images/reshape_lines.png

Fig. 14.91 Lijn vervormen

Tip

Geometrieën Lijnen uitbreiden met gereedschap Objecten vervormen

Gebruik het gereedschap reshape Object vervormen om bestaande geometrieën Lijn te verlengen: snap aan het eerste of laatste punt van de lijn en teken een nieuwe. Valideer en de geometrie van het object wordt de combinatie van de twee lijnen.

Voor polygonen zal het de grenzen van de polygoon opnieuw vormgeven. De lijn van het gereedschap moet, om dit te laten werken, de grens van de polygoon tenminste twee keer kruisen. Klik, om de lijn te tekenen, op het kaartvenster om punten toe te voegen. Klik met rechts om te stoppen. Net als met de lijnen wordt alleen het segment tussen de eerste en laatste kruising in aanmerking genomen. De opnieuw vormgegeven segmenten van de lijn die binnen de polygoon liggen zullen worden verkleind, terwijl die welke er buiten liggen zullen worden verlengd.

../../../_images/reshape_polygon.png

Fig. 14.92 Polygoon vervormen

Bij polygonen kan vervormen soms leiden tot ongewenste resultaten. Het is vooral handig om kleinere lijnstukken van een polygoon aan te passen, en niet om grote wijzigingen uit te voeren. Het vervormen van lijnen is ook niet toegestaan om meerdere polygoonringen te doorsnijden, aangezien dit een ongeldige polygoon oplevert.

Notitie

Het gereedschap Objecten vervormen kan het startpunt van een polygoon of een gesloten lijn wijzigen. Dus het punt dat twee keer voorkomt kan een ander punt zijn. Dit zal geen probleem zijn voor de meeste applicaties, maar hier dient wel rekening mee worden gehouden.

14.5.4.10. Verspring curve

Het gereedschap offsetCurve Verspring curve maakt parallelle lijnen en polygonen voor lijnlagen. De functie werkt voor de laag die bewerkt wordt (de geometrieën worden gewijzigd) of op achtergrondlagen (in welk geval het kopieën maakt van de lijnen / ringen en ze toevoegt aan de laag die bewerkt wordt). Het is dus ideaal geschikt voor het maken van op afstand-lijnlagen. Het dialoogvenster Gebruikersinvoer verschijnt en geeft de afstand voor de verplaatsing weer.

U moet eerst naar de modus Bewerken en het gereedschap offsetCurve Verspring curve activeren om een lijnlaag te kunnen verschuiven. Klik daarna op een object om het te kunnen verplaatsen. Verplaats de muis en klik waar u het neer wilt zetten of voer de gewenste afstand in in het widget voor invoer door de gebruiker. Uw wijzigingen kunnen dan worden opgeslagen met het gereedschap saveEditsWijzigingen laag opslaan.

QGIS dialoogvenster Opties (tab Digitaliseren dan gedeelte Lijnverspring-gereedschap ) stelt u in staat enkele parameters, zoals Verbindingsstijl, Segmenten per kwadrant, Maximale puntlengte bij hoekpunten, te configureren.

14.5.4.11. Lijn omdraaien

Wijzigen van de richting van een geometrie lijn kan nuttig zijn voor cartografische doeleinden of bij het voorbereiden van netwerkanalyses.

Richting van een lijn omdraaien:

  1. Activeer het gereedschap voor het omdraaien van de lijn door te klikken op reverseLine Lijn omdraaien.

  2. Klik op de lijn. De richting van de lijn is omgedraaid.

14.5.4.12. Kaartobjecten splitsen

Gebruik het gereedschap splitFeatures Objecten splitsen om een object in twee of meer afzonderlijke objecten te splitsen, d.i. elke geometrie correspondeert met een nieuwe rij in de attributentabel.

Lijn- of polygoonobjecten splitsen:

  1. Selecteer het gereedschap splitFeatures Objecten splitsen.

  2. Teken een lijn over het/de object(en) die u wilt splitsen. Als een selectie actief is zullen alleen de geselecteerde objecten worden gesplitst. Indien ingesteld worden standaardwaarden of clausules toegepast op de corresponderende velden, en andere attributen van het ouderobject worden standaard gekopieerd naar de nieuwe objecten.

  3. U kunt dan op de normale wijze attributen van een resulterend object aanpassen.

Tip

Een object polylijn splitsen in nieuwe objecten met één klik

Met het gereedschap splitFeatures Objecten splitsen snap en klik op een bestaand punt of een object polylijn om dat object in twee nieuwe objecten te splitsen.

14.5.4.13. Delen splitsen

In QGIS is het nu mogelijk om de delen van een meerdelige object te splitsen zodat het aantal delen wordt vergroot. Teken gewoon een lijn over het deel dat u wilt splitsen met behulp van het pictogram splitParts Objecten splitsen.

Tip

Een polylijn splitsen in nieuwe delen met één klik

Met het gereedschap splitFeatures Objecten splitsen snap en klik op een bestaand punt of een object polylijn om het object in twee nieuwe polylijnen, die tot hetzelfde object behoren, te splitsen.

14.5.4.14. Geselecteerde objecten samenvoegen

Het gereedschap mergeFeatures Geselecteerde objecten samenvoegen stelt u in staat een nieuw object te maken door bestaande samen te voegen. Een nieuw object door bestaande samen te voegen zal hun geometrieën samenvoegen tot één nieuw. Als objecten geen gemeenschappelijke grenzen hebben zal een object multipolygoon/multilijn/multipunt worden gemaakt.

  1. Selecteer eerst de objecten die u wilt combineren.

  2. Druk dan op de knop mergeFeatures Geselecteerde objecten samenvoegen.

  3. In het nieuwe dialoogvenster geeft de regel Samenvoegen aan de onderzijde van de tabel de attributen van het resulterende object weer. U kunt elk van deze waarden wijzigen, ofwel door:

    • handmatig de waarde in de corresponderende cel te vervangen;

    • een rij in de tabel te selecteren en te drukken op Gebruik attributen van geselecteerde object om de waarden van dat initiële object te gebruiken;

    • door te drukken op Alle velden overslaan om lege attributen te gebruiken;

    • of, door het keuzemenu aan de onderzijde van de tabel te vergroten, selecteer een van bovenstaande opties om alleen op het corresponderende veld toe te passen. Daar kunt u ook de attributen van de initiële objecten bij elkaar optellen (Minimum, Maximum, Mediaan, Som, Telling, Samenvoegen… afhankelijk van het type veld. Bekijk Paneel Statistisch overzicht voor de volledige lijst met functies).

    Notitie

    Als de laag standaardwaarden of clausules aanwezig heeft in velden zullen die worden gebruikt als initiële waarden voor het samengevoegde object.

  4. Druk op OK om de aanpassingen toe te passen. Één enkel (multi)object wordt op de laag gemaakt, dat de eerder geselecteerde vervangt.

14.5.4.15. Samenvoegen attribuutwaarden van geselecteerde objecten

Het gereedschap mergeFeatAttributes Attributen van geselecteerde objecten samenvoegen stelt u in staat dezelfde attributen toe te passen op objecten zonder de grenzen samen te voegen. Het dialoogvenster is hetzelfde als dat van het gereedschap Geselecteerde objecten samenvoegen met uitzondering van het feit dat anders dan met dat gereedschap, geselecteerde objecten met hun geometrie worden behouden terwijl sommige van hun attributen identiek worden gemaakt.

14.5.4.16. Puntsymbolen roteren

rotatePointSymbols Puntsymbolen roteren stelt u in staat het draaien van puntsymbolen in het kaartvenster individueel te wijzigen.

  1. Eerst moet u het veld aangeven waar de waarde voor rotatie moet worden opgeslagen. Dit wordt gedaan door een veld toe te wijzen aan de data-bepaalde eigenschap rotatie van het symbool:

    1. Blader, in het dialoogvenster Laageigenschappen ► Symbologie, naar het dialoogvenster voor het bewerken van het symbool.

    2. Klik op de widget dataDefined Data-bepaalde ‘override’ naast de optie Rotatie van het bovenste niveau Markering (bij voorkeur) van de symboollagen.

    3. Kies een veld in het combinatievak Veldtype. Waarden van dat veld worden dus gebruikt om het symbool van het object overeenkomstig te draaien.

      U kunt ook het item Gegevens opslaan in het project selecteren om een veld hulpopslag te maken om de waarde voor rotatie te beheren.

    Notitie

    Zorg er voor dat hetzelfde veld aan alle symboollagen is toegewezen

    Instellen van het data-bepaalde veld voor roteren op het bovenste niveau van de boom van symbolen zorgt er automatisch voor dat het wordt doorgegeven aan alle symboollagen, een vereiste om grafisch roteren van een symbool met het gereedschap Puntsymbolen roteren te kunnen uitvoeren. Inderdaad, als een symboollaag niet hetzelfde veld heeft toegewezen aan de eigenschap voor roteren, zal het gereedschap niet werken.

    ../../../_images/rotatepointsymbol.png

    Fig. 14.93 Een puntsymbool roteren

  2. Klik dan op een punt in het kaartvenster met het gereedschap rotatePointSymbols Puntsymbolen roteren

  3. Verplaats de muis in het kaartvenster. Een rode pijl met de waarde van de rotatie zal worden gevisualiseerd (zie Fig. 14.93). Wanneer u de toets Ctrl ingedrukt houdt tijdens het verplaatsen, zal het roteren gebeuren in stappen van 15 graden.

  4. Wanneer u de verwachte waarde voor de hoek ziet, klik opnieuw. Het symbool wordt gerenderd met deze nieuwe rotatie en het daaraan verbonden veld wordt overeenkomstig bijgewerkt.

    U kunt met rechts klikken om het roteren van het symbool af te breken.

14.5.4.17. Verschuiving puntsymbolen

offsetPointSymbols Puntsymbolen verschuiven stelt u in staat om interactief de gerenderde positie van puntsymbolen in het kaartvenster te wijzigen. Dit gereedschap gedraagt zich zoals het gereedschap rotatePointSymbols Puntsymbolen roteren met uitzondering van het feit dat het vereist dat u een veld verbindt met de data-bepaalde eigenschap Verschuiving (X,Y) van elke laag van het symbool. Het veld zal dan worden gevuld met de coördinaten voor de verschuiving voor de objecten waarvan het symbool is verplaatst in het kaartvenster.

  1. Koppel een veld aan de data-bepaalde widget van de eigenschap Verschuiving (X,Y) van het symbool. Als het symbool is gemaakt met veel lagen, zou u het veld aan elk daarvan willen toewijzen

  2. Selecteer het gereedschap offsetPointSymbols Puntsymbolen verschuiven

  3. Klik op een puntsymbool

  4. Verplaats naar een nieuwe locatie

  5. Klik opnieuw. Het symbool wordt verplaats naar de nieuwe plek. Waarden voor de verschuiving vanaf de originele positie worden opgeslagen in het gekoppelde veld.

    U kunt met rechts klikken om het verschuiven van het symbool af te breken.

Notitie

Het gereedschap offsetPointSymbols Puntsymbolen verschuiven verplaatst niet het punt zelf; u zou de gereedschappen vertexToolActiveLayer gereedschap Punten (Huidige laag) of moveFeaturePoint Object(en) verplaatsen voor dat doel moeten gebruiken.

14.5.4.18. Object verkleinen/vergroten

Wanneer een gedigitaliseerde lijn te kort of te lang is om aan een andere lijn te snappen (ontbrekend of de lijn kruisend), is het noodzakelijk in staat te zijn het segment te verkleinen of te vergroten.

Het gereedschap trimExtend Object verkleinen/vergroten stelt u ook in staat (multi)lijnen EN (multi)polygonen aan te passen Meer nog, dat is niet noodzakelijkerwijze het uiteinde van de betreffende lijnen; elk segment van een geometrie kan worden aangepast.

Notitie

Dit kan leiden tot ongeldige geometrieën.

Notitie

U moet snappen aan segmenten activeren om met dit gereedschap te kunnen werken.

Het gereedschap vraagt u een limiet (een segment) te selecteren ten opzichte waarvan een ander segment zal worden verlengd of verkort. Anders dan met het gereedschap Punten wordt een controle uitgevoerd om alleen de laag aan te passen die wordt bewerkt.

Als beide segmenten in 3D zijn, voert het gereedschap een interpolatie uit op het segment van de limiet om de waarde Z te verkrijgen.

In het geval van verkleinen moet u het deel selecteren dat moet worden verkort, door erop te klikken.

14.5.5. Vorm digitaliseren

De werkbalk Regelmatige vorm digitaliseren biedt een set gereedschappen om regelmatige vormen en gebogen geometrieën te tekenen.

14.5.5.1. Cirkel-tekenreeks toevoegen

De knoppen circularStringCurvePoint Cirkel-tekenreeks toevoegen of circularStringRadius Cirkel-tekenreeks per straal toevoegen stellen gebruikers in staat om objecten lijn of polygoon met een cirkelvormige geometrie toe te voegen.

Het maken van objecten met deze gereedschappen volgen dezelfde regels als die voor andere gereedschappen voor digitaliseren: met links klikken om punten te plaatsen en met rechts klikken om de geometrie te voltooien. Tijdens het tekenen van de geometrie kunt u ook wisselen van het ene gereedschap naar het andere en ook naar de lineaire gereedschappen voor geometrie, voor het maken van samengestelde geometrieën.

Notitie

Gebogen geometrieën worden als zodanig alleen opgeslagen in compatibele gegevensproviders

Hoewel QGIS het mogelijk maakt gebogen geometrieën te digitaliseren binnen elke bewerkbare gegevensindeling, dient u een gegevensprovider (bijv. PostGIS, geheugenlaag, GML of WFS) te gebruiken die gebogen vormen ondersteunt om objecten als gebogen op te kunnen slaan, anders maakt QGIS segmenten van de cirkelvormige bogen.

14.5.5.2. Cirkels tekenen

Er is een set gereedschap voor het tekenen van cirkels. De gereedschappen worden hieronder beschreven.

Cirkels worden geconverteerd naar circulaire tekenreeksen. Daarom, zoals uitgelegd in Cirkel-tekenreeks toevoegen, indien toegestaan door de gegevensprovider, zal het worden opgeslagen als een gebogen geometrie, Indien niet, dan zal QGIS segmenten maken van de circulaire bogen.

  • circle2Points Cirkel uit 2 punten toevoegen: De twee punten definiëren de diameter en de oriëntatie van de cirkel. (Klik met links, klik met rechts)

  • circle3Points Cirkel uit 3 punten toevoegen: Tekent een cirkel uit drie bekende punten op de cirkel. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)

  • circleCenterPoint Cirkel vanuit middelpunt en een punt toevoegen: Tekent een cirkel met een opgegeven middelpunt en een punt op de cirkel (Klik met links, klik met rechts). Indien gebruikt met het Het paneel Geavanceerd digitaliseren kan dit gereedschap een gereedschap “Cirkel uit middelpunt en straal toevoegen” worden door het instellen en vastzetten van een waarde Afstand na de eerste klik.

  • circle3Tangents Cirkel uit 3 tangens toevoegen: Tekent een cirkel die tangentiaal naar drie segmenten. Onthoud dat u snappen aan segmenten moet activeren (Zie Het instellen van de toleranties voor snappen en Zoekradius). Klik op een segment om een tangens toe te voegen. Als twee tangens parallel zijn, zal een foutbericht verschijnen en de invoer wordt leeg gemaakt. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)

  • circle2TangentsPoint Cirkel uit 2 tangens en een punt toevoegen: Soortgelijk aan cirkel vanuit 3 tangens, behalve dat u twee tangens moet selecteren, een straal moet invoeren en het gewenste middelpunt moet selecteren.

14.5.5.3. Ellipsen tekenen

Er is een set gereedschap voor het tekenen van ellipsen. De gereedschappen worden hieronder beschreven.

Ellipsen kunnen niet worden geconverteerd naar cirkeltekenreeksen, zij zullen dus altijd worden gesegmenteerd.

  • ellipseCenter2Points Ellips toevoegen uit middelpunt en twee punten: Tekent een ellips met een opgegeven middelpunt, hoofdas en hulpas. (Klik met links, klik met links en klik met rechts)

  • ellipseCenterPoint Ellips toevoegen uit middelpunt en een punt: Tekent een ellips in een begrenzingsvak met het middelpunt en een hoek. (Klik met links, klik met rechts)

  • ellipseExtent Ellips toevoegen uit bereik: Tekent een ellips in een begrenzingsvak met twee tegenoverliggende hoeken. (Klik met links, klik met rechts)

  • ellipseFoci Ellips toevoegen uit foci: Tekent een ellips uit 2 punten voor foci en een punt op de ellips. (Klik met links, klik met rechts)

14.5.5.4. Rechthoeken tekenen

Er is een set gereedschap voor het tekenen van rechthoeken. De gereedschappen worden hieronder beschreven.

  • rectangleCenter Rechthoek toevoegen uit middelpunt en een punt: Tekent een rechthoek in een begrenzingsvak met het middelpunt en een hoek. (Klik met links, klik met rechts)

  • rectangleExtent Rechthoek toevoegen uit bereik: Tekent een rechthoek in een begrenzingsvak met twee tegenoverliggende hoeken. (Klik met links, klik met rechts)

  • rectangle3PointsDistance Rechthoek uit 3 punten (afstand): Tekent een georiënteerde rechthoek uit drie punten. Het eerste en tweede punt bepalen de lengte en de hoek van de eerste zijde. Het derde punt bepaalt de lengte van de andere zijde. Men kan Het paneel Geavanceerd digitaliseren gebruiken om de lengte van de randen in te stellen. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)

  • rectangle3PointsProjected Rechthoek uit 3 punten (geprojecteerd): Hetzelfde als het voorgaande gereedschap, maar de lengte van de tweede zijde wordt berekend uit de projectie van het derde punt op de eerste zijde. (Klik met links, klik met links, klik met rechts)

    ../../../_images/draw_rectangles_3_points.png

    Fig. 14.94 Rechthoek tekenen uit 3 punten met afstand (rechts) en geprojecteerd (links)

14.5.5.5. Normale polygonen tekenen

Er is een set gereedschap voor het tekenen van gewone polygonen. De gereedschappen worden hieronder beschreven. Klik met links om het eerste punt te plaatsen. Een dialoogvenster verschijnt waar u het aantal zijden van de polygoon kunt instellen. Klik met rechts om de normale polygoon te voltooien.

  • regularPolygon2Points Gewone polygoon toevoegen uit twee punten: Tekent een normale polygoon waarbij de twee punten de lengte en hoek van de eerste zijde bepalen.

  • regularPolygonCenterPoint Gewone polygoon toevoegen uit middelpunt en een punt: Tekent een normale polygoon vanuit het opgegeven middelpunt. Het tweede punt bepaalt de hoek en afstand tot het midden van een zijde.

  • regularPolygonCenterCorner Gewone polygoon toevoegen uit middelpunt en een hoek: Hetzelfde als het voorgaande gereedschap maar het tweede punt bepaalt de hoek en afstand tot een punt.

14.5.6. Het paneel Geavanceerd digitaliseren

Bij het vastleggen, opnieuw vormgeven of splitsen van nieuwe of bestaande geometrieën heeft u ook de mogelijkheid om het paneel Geavanceerd digitaliseren te gebruiken. U kunt lijnen exact parallel of loodrecht onder een specifieke hoek digitaliseren of lijnen onder specifieke hoeken vastzetten. Verder kunt u direct coördinaten invoeren zodat u een precieze definitie voor uw nieuwe geometrie kunt maken.

../../../_images/advanced_digitizing.png

Fig. 14.95 Het paneel Geavanceerd digitaliseren

Het paneel Geavanceerd digitaliseren kan worden geopend ofwel met een klik met rechts op de werkbalk, vanuit het menu Beeld ► Panelen of door te drukken op Ctrl+4. Als het paneel eenmaal zichtbaar is, klik dan op de knop cad gereedschap Geavanceerd digitaliseren inschakelen om de set gereedschappen in te schakelen.

Notitie

De gereedschappen zijn niet ingeschakeld als de kaartweergave in geografische coördinaten is.

14.5.6.1. Concepten

Het doel van het gereedschap Geavanceerd digitaliseren is om coördinaten, lengten, en hoeken vast te zetten bij het verplaatsen van de muis gedurende het digitaliseren in het kaartvenster.

U kunt ook beperkingen met relatieve of absolute verwijzingen maken. Relatieve verwijzing betekent dat de volgende beperkende waarden voor het punt relatief zullen zijn ten opzichte van het vorige punt of segment.

14.5.6.2. Instellingen voor snappen

Klik op de knop settings om de instellingen voor snappen van het gereedschap Geavanceerd digitaliseren in te stellen. U kunt het gereedschap laten snappen aan veel voorkomende hoeken. De opties zijn:

  • Niet snappen aan veel voorkomende hoeken

  • Snappen naar hoeken van 30º

  • Snappen naar hoeken van 45º

  • Snappen naar hoeken van 90º

U kunt ook het snappen naar objecten beheren. De opties zijn:

  • Niet aan punten of segmenten snappen

  • Snappen overeenkomstig configuratie van project

  • Snappen aan alle lagen

14.5.6.3. Snelkoppelingen toetsenbord

Er zijn een aantal snelkoppelingen voor het toetsenbord beschikbaar om de snelheid, bij het gebruiken van het paneel Geavanceerd digitaliseren, te verhogen:

Toets

Eenvoudig

Ctrl+ of Alt+

Shift+

D

Afstand instellen

Afstand vastzetten

A

Hoek instellen

Hoek vastzetten

Relatieve hoek naar laatste segment schakelen

X

X-coördinaat instellen

X-coördinaat vastzetten

Relatieve X naar laatste punt schakelen

Y

Y-coördinaat instellen

Y-coördinaat vastzetten

Relatieve Y naar laatste punt schakelen

C

Naar modus Constructie schakelen

P

Tussen modi loodrecht en parallel schakelen

14.5.6.4. Digitaliseren met absolute verwijzing

Bij het tekenen van een geheel nieuwe geometrie is het bijzonder handig om de mogelijkheid te hebben om te beginnen met het digitaliseren van punten op opgegeven coördinaten.

Klik, om bijvoorbeeld een nieuw object toe te voegen aan een laag met polygonen, op de knop capturePolygon. U kunt de coördinaten X en Y kiezen waar u wilt beginnen met het bewerken van het object, dan:

  • Klik op het tekstvak X (of gebruik de sneltoets voor het toetsenbord X).

  • Typ de waarde voor de X-coördinaat die u wilt en druk op Enter of klik op de knop locked rechts daarvan om de muis vast te zetten op de X-as van het kaartvenster.

  • Klik op het tekstvak Y (of gebruik de sneltoets voor het toetsenbord Y).

  • Typ de waarde voor de Y-coördinaat die u wilt en druk op Enter of klik op de knop locked rechts daarvan om de muis vast te zetten op de Y-as van het kaartvenster.

Twee blauwe gestippelde lijnen en een groen kruis identificeren de exacte coördinaten die u heeft ingevoerd. Begin het digitaliseren door te klikken in het kaartvenster; de positie van de muis is vastgezet op het groene kruis.

../../../_images/advanced_digitizing_coordinates.png

Fig. 14.96 Begin met tekenen op de opgegeven coördinaten

U kunt verder gaan met digitaliseren uit de vrije hand, een nieuw paar coördinaten toevoegen, of u kunt de lengte (afstand) en hoek van het segment typen.

Als u een segment wilt tekenen met een bepaalde lengte, klik op het tekstvak a (afstand) (sneltoets voor het toetsenbord D), typ de waarde voor de afstand in (in kaarteenheden) en druk op Enter of klik op de knop locked aan de rechterkant om de muis in het kaartvenster vast te zetten op de lengte van het segment. In het kaartvenster wordt het aangeklikte punt omgeven door een cirkel waarvan de radius de waarde is die is ingevoerd in het tekstvak voor de afstand.

../../../_images/advanced_digitizing_distance.png

Fig. 14.97 Segment met vaste lengte

Tenslotte kunt u ook de hoek van het segment kiezen. Zoals eerder beschreven, klik in het tekstvak h (hoek) (sneltoets voor het toetsenbord A), typ de waarde voor de hoek (in graden), en druk op Enter of klik op de knop locked aan de rechterkant om het vast te zetten. Op deze manier zal het segment de gewenste hoek volgen:

../../../_images/advanced_digitizing_angle.png

Fig. 14.98 Segment met vaste hoek

14.5.6.5. Digitaliseren met relatieve verwijzing

In plaats van absolute waarden of hoeken of coördinaten te gebruiken, kunt u ook waarden gebruiken die relatief zijn ten opzichte van het laatste gedigitaliseerde punt of segment.

Voor hoeken kunt u klikken op de knop delta links van het tekstvak a (of druk op Shift+A) om relatieve hoeken naar het vorige segment te schakelen. Met die optie ingeschakeld worden hoeken gemeten tussen het laatste segment en de aanwijzer van de muis.

Klik, voor coördinaten, op de knoppen delta links van de tekstvakken X of Y (of druk op Shift+X of Shift+Y) om relatieve coördinaten naar het vorige punt te schakelen. Met deze optie ingeschakeld zal het meten van coördinaten er van uitgaan dat het laatste punt de origine van de X- en Y-as is.

14.5.6.6. Doorlopend vastzetten

Zowel bij digitaliseren in absolute of relatieve verwijzingen, kunnen beperkingen voor hoek, afstand en X en Y doorlopend worden vastgezet door te klikken op de knoppen lockedRepeat Doorlopend vastzetten. Gebruiken van Doorlopend vastzetten stelt u in staat verschillende punten of vertices te digitaliseren met behulp van dezelfde beperkingen.

14.5.6.7. Parallelle en loodrechte lijnen

Alle hierboven beschreven gereedschappen kunnen worden gecombineerd met de gereedschappen cadPerpendicular Loodrecht en cadParallel Parallel. Deze twee gereedschappen maken het perfect loodrecht of parallel tekenen ten opzichte van een ander segment mogelijk.

Klik, om een loodrecht segment te tekenen, tijdens het bewerken op het pictogram cadPerpendicular Loodrecht (sneltoets voor het toetsenbord P) om het te activeren. Klik, vóór het tekenen van de loodrechte lijn, op het segment van een bestaand object ten opzichte waarvan het loodrecht moet zijn (de lijn van het bestaande object zal licht oranje gekleurd worden); u zou een blauw gestippelde lijn moeten zien waar aan uw object zal worden gesnapt:

../../../_images/advanced_digitizing_perpendicular.png

Fig. 14.99 Loodrecht digitaliseren

De stappen om een parallel object te tekenen zijn hetzelfde: klik op het pictogram cadParallel Parallel (tweemaal sneltoets voor het toetsenbord P), klik op het segment dat u als verwijzing wilt gebruiken en begin met het tekenen van uw object:

../../../_images/advanced_digitizing_parallel.png

Fig. 14.100 Parallel digitaliseren

Deze twee gereedschappen zoeken de juiste hoek voor de loodrechte en parallelle hoek en zetten deze parameter vast tijdens het bewerken.

14.5.6.8. Modus Constructie

U kunt de modus Constructie in- en uitschakelen met het pictogram cadConstruction Constructie of met de snelkoppeling voor het toetsenbord C. Klikken op het kaartvenster, terwijl de modus Constructie is ingeschakeld, zal geen nieuwe punten toevoegen, maar zal de posities van de klikken vastleggen, zodat u die kunt gebruiken als verwijzingspunten om dan relatieve waarden voor afstand, hoek of X en Y vast te zetten.

Als voorbeeld kan de modus Constructie worden gebruikt om enkele punten te tekenen op een exacte afstand van een bestaand punt.

Met een bestaand punt in het kaartvenster en de modus Snappen op de juiste wijze geactiveerd, kunt u eenvoudig andere punten tekenen op opgegeven afstanden en hoeken ten opzichte daarvan. In aanvulling op de knop cad dient u ook de modus Constructie te activeren door te klikken op het pictogram cadConstruction Constructie of met de sneltoets voor het toetsenbord C.

Klik naast het punt van waaruit u de afstand wilt berekenen en klik op het vak D (sneltoets d) typ de gewenste afstand in en druk op Enter om de positie van de muis in het kaartvenster vast te zetten:

../../../_images/advanced_digitizing_distance_point.png

Fig. 14.101 Afstand vanaf punt

Druk, vóór het toevoegen van het nieuwe punt, op C om de modus Constructie te verlaten. Klik nu op het kaartvenster en het punt zal op de ingevoerde afstand worden geplaatst.

U kunt de beperking voor de hoek ook gebruiken om, bijvoorbeeld, een ander punt te maken op dezelfde afstand van het originele, maar onder een bepaalde hoek vanuit het nieuw toegevoegde punt. Klik op het pictogram cadConstruction Constructie of met de snelkoppeling voor het toetsenbord C om in de modus Constructie te komen. Klik op het recent toegevoegde punt en dan op het andere om een richtingsegment in te stellen. Klik dan op het tekstvak d (sneltoets D) typ de gewenste afstand in en druk op Enter. Klik op het tekstvak a (sneltoets A) typ de hoek die u wilt en druk op Enter. De aanwijzer voor de muis zal worden vastgezet, zowel in afstand als voor de hoek.

../../../_images/advanced_digitizing_distance_angle_point.png

Fig. 14.102 Afstand en hoeken vanaf punten

Druk, vóór het toevoegen van het nieuwe punt, op C om de modus Constructie te verlaten. Klik nu op het kaartvenster en het punt zal op de ingevoerde afstand en onder de ingevoerde hoek worden geplaatst. Door het proces te herhalen kunnen verscheidene punten worden toegevoegd.

../../../_images/advanced_digitizing_distance_point_final.png

Fig. 14.103 Punten op opgegeven afstand en hoek

14.5.7. De Processing Op-de-plaats aanpassen

Het menu Processing verschaft toegang tot een grote set gereedschappen om nieuwe objecten te analyseren en te maken, gebaseerd op de eigenschappen van invoerobjecten of hun relaties met andere objecten (op dezelfde laag of niet). Waar het normale gedrag is om nieuwe lagen als uitvoer te maken, staan sommige algoritmen ook aanpassingen toe aan de invoerlaag. Dat is een handige manier om het aanpassen van meerdere objecten te automatiseren met geavanceerde en complexe bewerkingen.

Objecten Op-de-plaats bewerken:

  1. Selecteer de te bewerken laag in het paneel Lagen.

  2. Selecteer de betreffende objecten. U kunt deze stap overslaan, in welk geval de aanpassingen zullen worden toegepast op de gehele laag.

  3. Druk op de knop processSelected Objecten op hun plaats bewerken boven in de Toolbox van Processing. De lijst met algoritmen wordt gefilterd en geeft alleen die weer, welke compatibel zijn met op-de-plaats aanpassingen, d.i.:

    • Zij werken op de bron van het object en niet op het niveau van de laag.

    • Zij wijzigen de structuur van de lagen niet, bijv. velden toevoegen of verwijderen.

    • Zij wijzigen niet het type geometrie, bijv. van lijn- naar puntlaag.

    ../../../_images/edit_inplace_algorithms.png

    Fig. 14.104 Algoritmen van Processing: alle (links) vs polygoon op-de-plaats bewerken (rechts)

  4. Zoek het algoritme dat u wilt uitvoeren en dubbelklik er op.

    Notitie

    Als het algoritme geen aanvullende door de gebruiker ingestelde parameters nodig heeft (exclusief de normale parameters voor de invoer- en uitvoerlaag), dan wordt het algoritme onmiddellijk uitgevoerd, zonder dat een dialoogvenster tevoorschijn komt.

    1. Als andere parameters dan de normale parameters voor de invoer- en uitvoerlaag nodig zijn, wordt het dialoogvenster van het algoritme weergegeven. Vul de vereiste informatie in.

    2. Klik op Geselecteerde objecten aanpassen of op Alle objecten aanpassen, afhankelijk van het feit of er een actieve selectie is.

    Wijzigingen worden op de laag toegepast en in de buffer voor bewerken geplaatst: de laag wordt inderdaad geschakeld naar de modus Bewerken met niet opgeslagen wijzigingen zoals aangegeven door het pictogram editableEdits naast de naam van de laag.

  5. Druk, zoals gewoonlijk, op saveEdits Wijzigingen laag opslaan om de wijzigingen door te voeren op de laag. U kunt ook drukken op undo Ongedaan maken om alle wijzigingen terug te draaien.