` `
The Georeferencer Plugin is a tool for generating world files for rasters. It allows you to reference rasters to geographic or projected coordinate systems by creating a new GeoTiff or by adding a world file to the existing image. The basic approach to georeferencing a raster is to locate points on the raster for which you can accurately determine coordinates.
Mogelijkheden
Tabel Georeferencer: Gereedschap voor Georeferencer
Omdat X- en Y-coördinaten (DMS (dd mm ss.ss), DD (dd.dd) of geprojecteerde coördinaten (mmmm.mm)), die overeenkomen met het geselecteerde punt in de afbeelding, bekend zijn, kunnen twee alternatieve procedures worden gebruikt:
Het raster zelf verschaft soms kruisingen van coördinaten die zijn “geschreven” op de afbeelding. In dat geval kunt u de coördinaten handmatig invoeren.
Lagen gebruiken die al zijn voorzien van geoverwijzingen. Dit kunnen ófwel vector- of rastergegevens zijn die dezelfde objecten/mogelijkheden bevatten die u op de afbeelding hebt die u wilt voorzien van geoverwijzingen en met de door u gewenste projectie voor uw afbeelding. In dat geval kunt u de coördinaten invoeren door te klikken op de geladen gegevensset voor de verwijzingen die is geladen in het kaartvenster van QGIS.
De normale procedure voor geoverwijzingen in een afbeelding omvat het selecteren van meerdere punten op het raster, hun coördinaten specificeren en het kiezen van een relevant type transformatie. Gebaseerd op de parameters voor de invoer en de gegevens, zal de plug-in de parameters voor het wereldbestand berekenen. Hoe meer coördinaten u opgeeft, hoe beter het resultaat zal zijn.
The first step is to start QGIS, load the Georeferencer Plugin (see Het dialoogvenster Plug-ins) and click on Raster ‣ Georeferencer , which appears in the QGIS menu bar. The Georeferencer Plugin dialog appears as shown in figure_georeferencer_dialog.
For this example, we are using a topo sheet of South Dakota from SDGS. It can later be visualized together with the data from the GRASS spearfish60 location. You can download the topo sheet here: http://grass.osgeo.org/sampledata/spearfish_toposheet.tar.gz.
We moeten een rasterafbeelding laden met behulp van de knop om te beginnen met geoverwijzingen voor een rasterafbeelding zonder geoverwijzingen. Het raster zal worden weergegeven in het hoofd-bewerkingsgebied van het dialoogvenster. Als de rasterafbeelding eenmaal is geladen kunnen we beginnen met de punten voor de verwijzingen.
Gebruiken van de knop Punt toevoegen voegt punten toe aan het hoofd bewerkingsgebied en voert hun coördinaten in (zie Afbeelding figure_georeferencer_add_points). Voor deze procedure heeft u drie opties:
Klik op een punt in de rasterafbeelding en voer de X- en Y-coördinaten handmatig in.
Klik op een punt in de rasterafbeelding en kies de knop Van kaartvenster om de X- en Y-coördinaten toe te voegen met de hulp van een reed in het kaartvenster van QGIS geladen kaart met geoverwijzingen.
Met de knop kunt u de GCP’s in beide vensters verplaatsen als zij op de verkeerde plaats staan.
Doorgaan met invoeren van punten. U zou ten minste voer punten moeten hebben en hoe meer coördinaten u kunt opgeven, hoe beter het resultaat zal zijn. Er staan aanvullende gereedschappen in het dialoogvenster van de plug-in om het bewerkingsgebied te zoomen en te verschuiven om een relevante verzameling GCP-punten te lokaliseren.
De punten die zijn toegevoegd aan de kaart zullen worden opgeslagen in een afzonderlijk tekstbestand ([filename].points) gewoonlijk tezamen met de rasterafbeelding. Dit stelt ons in staat om later de plug-in Georeferencer opnieuw te openen en nieuwe punten toe te voegen of bestaande te verwijderen om het resultaat te optimaliseren. Het bestand points bevat waarden in de vorm: kaartX, kaartY, pixelX, pixelY. U kunt de knoppen GCP-punten laden en GCP-punten opslaan als om de bestanden te beheren.
Nadat u uw GCP’s heeft toegevoegd aan de rasterafbeelding dient u de instellingen voor de transformatie te difiniëren voor het proces van de geoverwijzingen.
Afhankelijk van hoeveel grond controlepunten u heeft vastgelegd, wilt u misschien verschillende algoritmes voor transformatie gebruiken. de keuze van het algoritme voor de transformatie is ook afhankelijk van de kwaliteit van de ingevoerde gegevens en de hoeveelheid geometrische vervorming die u toe wilt staan in het uiteindelijke resultaat.
Momenteel zijn de volgende Transformatie types beschikbaar:
Het algoritme Lineair wordt gebruikt om een wereldbestand te maken en is afwijkend van de andere algoritmes, omdat het actueel niet de rasterafbeelding transformeert. Dit algoritme zal zeer waarschijnlijk niet voldoende zijn als u werkt met gescand materiaal.
De transformatie Helmert voert eenvoudige transformaties voor op schaal brengen en rotatie uit.
De algoritmen Polynoom 1-3 behoren tot de meest breed gebruikte algoritmes die werden gemaakt voor de vergelijking van bron- en bestemmings-grond controlepunten. Het meest breed gebruikte polynome algoritme is polynome transformatie tot de tweede orde, die enige boogvorming toestaat. Eerste-orde polynome transformatie (affine) behoudt collineariteit en maakt alleen op schaal brengen, vertalen en rotatie toe.
Het algoritme Thin Plate Spline (TPS) is een meer modernere methode voor geoverwijzingen, dat in staat is lokale deformaties in de gegevens aan te brengen. Dit algoritme is handig voor geoverwijzingen in originelen van zeer lage kwaliteit.
De transformatie Projectieve is een lineaire rotatie en vertaling van coördinaten.
Het type resample dat u kiest zal waarschijnlijk afhankelijk zijn van uw invoergegevens en het uiteindelijke doel van de oefening. Als u de statistieken van de afbeelding niet wilt wijzigen, zult u willen kiezen voor ‘Dichtstbijzijnde buur’, waar een ‘Cubische resample’ waarschijnlijk een meer gladder resultaat zal geven.
Het is mogelijk om te kiezen uit vijf verschillende methoden voor resample:
Dichtstbijzijnde buur
Lineair
Kubisch
Kubische spline
Er zijn verscheidene opties die moeten worden gedefinieerd voor het uitvoerraster voor geoverwijzingen.
Het keuzevak Wereldbestand aanmaken is alleen beschikbaar als u besluit het lineaire transformatie-type te gebruiken, omdat dit betekent dat de rasterafbeelding niet echt zal worden getransformeerd. In dat geval wordt het veld Uitvoer rasterbestand niet geactiveerd, omdat alleen een nieuw wereldbestand zal worden gemaakt.
Voor alle andere typen transformatie dient u een Uitvoer rasterbestand te definiëren. Standaard zal een nieuw bestand ([filename]_modified) worden gemaakt in dezelfde map als waar de originele rasterafbeelding in staat.
Als een volgende stap dient u een Doel SRS (Ruimtelijk Referentie Systeem) voor de rasterafbeelding met geoverwijzingen te definiëren (zie Werken met projecties).
Als u wilt kunt u een PDF-kaart maken en ook PDF-rapportage maken. Het rapport bevat informatie over de gebruikte parameters voor de transformaties, een afbeelding van de restanten en een lijst met alle GCP’s en hun RMS-fouten.
verder kunt u het keuzevak Doelresolutie instellen activeren en de pixelresolutie voor de uitgevoerde rasterafbeelding definiëren. Standaard is de horizontale en verticale resolutie 1.
Het keuzevak Gebruik 0 voor transparantie indien nodig kan worden geselecteerd als pixels met de waarde 0 transparant moeten worden gevisualiseerd. In ons voorbeeld topografieblad zouden alle witte gebieden transparant zijn.
Tenslotte laadt Na afloop in QGIS laden de uitvoer rasterafbeelding automatisch in het kaartvenster van QGIS als de transformatie is voltooid.
Klikken op de optie Rastereigenschappen in het menu Extra opent het dialoogvenster Laageigenschappen opent de rastereigenschappen van de laag waarin u de geoverwijzingen wilt plaatsen.
U kunt definiëren of u GCP-coördinaten wilt weergeven en/of ID’s.
Als laatste kunnen eenheden voor de restanten, pixels en kaarteenheden, worden gekozen.
Voor het PDF-rapport kunnen een linker- en rechtermarge worden gedefinieerd en u kunt ook de grootte van het papier instellen voor de PDF-kaart.
Tenslotte kunt u selecteren Georeferencer-venster ‘docked’ weergeven.
After all GCPs have been collected and all transformation settings are defined, just press the Start georeferencing button to create the new georeferenced raster.