Belangrijk

Vertalen is een inspanning van de gemeenschap waaraan u deel kunt nemen <translation_guidelines>. Deze pagina is momenteel voor 100.00% vertaald.

27.3. De Toolbox

De Processing Toolbox is het hoofdelement van de GUI van Processing en die u waarschijnlijk het meeste gaat gebruiken in uw dagelijkse werk. Het geeft de lijst met alle beschikbare algoritmes weer, gegroepeerd in verschillende blokken, genaamd Providers, en aangepaste modellen en scripts die u kunt toevoegen om de set gereedschappen uit te breiden. Daarom is de Toolbox het toegangspunt om ze uit te voeren, ofwel als een enkel proces of als een batch-proces dat verschillende uitvoeringen van hetzelfde algoritme betreft op verschillende sets voor de invoer.

../../../_images/toolbox3.png

Fig. 27.6 Processing - Toolbox

Providers kunnen worden ge(de)activeerd in het dialoogvenster voor instellingen van Processing. Standaard zijn alleen providers die niet afhankelijk zijn van toepassingen van derde partijen (dat is, die alleen elementen van QGIS nodig hebben om te worden uitgevoerd) actief. Algoritmes die externe toepassingen nodig hebben zouden een aanvullende configuratie nodig kunnen hebben. Configureren van providers wordt in een later hoofdstuk van deze handleiding uitgelegd.

In het bovenste gedeelte van het dialogvenster Toolbox, vindt u ook een set gereedschappen:

  • werken met processingModel Modellen: Nieuw model maken…, Bestaand model openen… en Model toevoegen aan Toolbox…;

  • werken met pythonFile Scripts: Nieuw script maken…, Nieuw script uit sjabloon maken…, Bestaand script openen… en Script toevoegen aan Toolbox…;

  • openen van het paneel processingHistory Geschiedenis;

  • openen van het paneel processingResult Resultaten bekijken;

  • schakelen van de Toolbox naar modus Objecten op hun plaats bewerken met de knop processSelected Objecten op hun plaats bewerken: alleen de algoritmes die geschikt zijn om te worden uitgevoerd op de actieve laag zonder een nieuwe laag uit te voeren worden weergegeven;

  • openen van het dialoogvenster options Opties.

Onder deze werkbalk staat een search Zoek…-vak om u te helpen de gereedschappen die u nodig heeft eenvoudig te vinden. U kunt een woord of een frase in dat tekstvak invoeren. Onthoud dat, terwijl u typt, het aantal algoritmes in de Toolbox wordt gereduceerd tot net die welke in hun namen of sleutelwoorden de tekst bevatten die u heeft ingevoerd.

Notitie

Bovenin de lijst met algoritmes worden de meest recent gebruikte gereedschappen weergegeven; handig als u er een opnieuw dient uit te voeren.

../../../_images/toolbox_search.png

Fig. 27.7 Processing - Toolbox geeft de resultaten weer

Dubbelklik eenvoudigweg op de naam in de Toolbox om een gereedschap uit te voeren.

27.3.1. Het dialoogvenster Algoritme

Als u dubbel hebt geklikt op de naam van het algoritme dat u wilt uitvoeren, zal een dialoogvenster, zoals dat in het dialoogvenster Fig. 27.8 hieronder, worden weergegeven (in dit geval correspondeert het dialoogvenster met het algoritme van Centroids). De titel van het dialoogvenster zal de naam van de groep bevatten waaruit het algoritme afkomstig is.

../../../_images/parameters_dialog.png

Fig. 27.8 Dialoogvenster algoritme - Parameters

Het dialoogvenster geeft twee tabs weer (Parameters en Log) in het linkerdeel, de beschrijving van het algoritme rechts, en een set knoppen aan de onderkant.

27.3.1.1. Typen parameters

De tab Parameters wordt gebruikt om de waarden voor de invoer in te stellen waarmee het algoritme moet worden uitgevoerd. Het geeft een lijst weer met waarden voor de invoer en parameters voor de configuratie die moeten worden ingesteld. Het heeft natuurlijk een andere inhoud, afhankelijk van de vereisten van het uit te voeren algoritme, en wordt automatisch gemaakt, gebaseerd op deze vereisten.

Tip

Instellen van uw eigen standaardwaarden voor parameters van algoritmes

Dialoogvensters van algoritmes openen met enkele parameters vooraf ingevuld met waarden uit de installatie van QGIS. Het is echter mogelijk uw eigen standaardwaarden in te stellen voor specifieke parameters voor algoritmes, zodat zij worden gebruikt bij het opstarten van het algoritme.

Hoewel het aantal en type parameters afhankelijk is van de karakteristieken van het algoritme, is de structuur voor alle ongeveer hetzelfde. De parameters in de tabel kunnen van een van de volgende types zijn.

  • Een vectorlaag te selecteren uit een lijst van beschikbare vectorlagen (momenteel geopend) in QGIS. U kunt ook niet geladen lagen gebruiken: druk op de knop van de widget aan de rechterkant en selecteer:

    • Bestand selecteren…: selecteert het bestand op schijf met de bestandsverkenner van het besturingssysteem

    • Bladeren naar laag…: opent het paneel Browser dat het mogelijk maakt de lagen direct te selecteren uit databronnen (PostgreSQL, SQL Server, Oracle, …), webservices (WFS, AFS, …) of bestanden op schijf.

    ../../../_images/vector_iterator.png

    Fig. 27.9 Widget voor invoer vector

    Notitie

    Standaard zal de widget van de laag het CRS weergeven met zijn naam. Als u deze aanvullende informatie niet wilt zien, kunt u die functionaliteit in het dialoogvenster met instellingen voor Processing uitschakelen, door de optie Algemeen ► CRS-definitie van laag in selectievakken weergeven niet te selecteren.

    De vector invoerwidget heeft ook de volgende mogelijkheden:

    • een knop Doorloop iterate : Indien ingeschakeld zal het algoritme iteratief worden uitgevoerd op elk van zijn objecten, in plaats van slechts één keer voor de gehele laag, wat net zoveel uitvoeren maakt als dat het algoritme wordt uitgevoerd. Dit maakt het mogelijk het proces te automatiseren als alle objecten op een laag afzonderlijk moeten worden verwerkt. Als het algoritme verschillende vectors voor de invoer bevat die u kunt doorlopen, zal het doorlopen alleen worden verwerkt op de eerste ingeschakelde parameter, in de volgorde waarin de parameters zijn gedeclareerd in het algoritme.

    • knop options Geavanceerde opties om instellingen aan te passen om te gebruiken met die specifieke parameter. Deze instellingen omvatten:

      • Ongeldige objecten filteren: staat de standaard methode, voor afhandelen van objecten met ongeldige geometrieën, toe om te worden overschreven

      • Verwerkte objecten beperken: optionele begrenzing voor het aantal objecten dat vanuit de bron moet worden verwerkt

      • Objectenfilter: maakt het mogelijk een expressie in te voeren om dynamisch een subset van de laag te maken bij het uitvoeren van het gereedschap, wat de noodzaak vermijdt van het namen van afzonderlijke stappen om lagen te filteren of subsets van lagen te maken.

      ../../../_images/vector_input_parameters.png

      Fig. 27.10 Geavanceerde opties voor vector invoerwidget

    • Het is ook mogelijk de uitvoering van het algoritme op de vectorlaag te beperken met zijn keuze Alleen geselecteerde objecten.

  • Een tabel om te selecteren uit een lijst met alle beschikbare in QGIS. Niet-ruimtelijke tabellen worden net als vectorlagen in QGIS geladen en gebruikt dezelfde widget.

  • Een rasterlaag om te selecteren uit een lijst van alle beschikbare rasterlagen in QGIS. De selectie bevat ook een knop aan de rechterkant om u bestandsnamen te laten selecteren die lagen weergeven die momenteel niet geladen zijn in QGIS.

    ../../../_images/raster_input1.png

    Fig. 27.11 Raster invoerwidget

  • Een optie, om te kiezen uit een selectielijst met mogelijke opties.

  • Een numerieke waarde, die moet worden ingevoerd in een draaivak. In sommige contexten (als de parameter van toepassing is op het niveau van het object en niet dat van de laag), zult u een knop dataDefine Data-bepaalde ‘override’ er naast vinden, die u in staat stelt de expressiebouwer te openen en een rekenkundige expressie in te voeren om variabele waarden voor de parameter te maken. Sommige nuttige variabelen die zijn gerelateerd aan in QGIS geladen gegevens kunnen aan uw expressie worden toegevoegd, dus kunt u een waarde selecteren die is afgeleid van één van deze variabelen, zoals de grootte van een cel van een laag of de meest noordelijk gelegen coördinaat van een andere.

../../../_images/number_selector.png

Fig. 27.12 Op expressie gebaseerde invoer

  • Een bereik, met waarden min en max die moeten worden ingevoerd in twee tekstvakken.

  • Een tekst-tekenreeks, om te worden ingevoerd in een tekstvak.

  • Een veld, om te kiezen uit de attributentabel van een vectorlaag of één enkele tabel, geselecteerd in een andere parameter.

  • Een coördinaten referentiesysteem. U kunt het selecteren uit de meest recent gebruikte uit de keuzelijst of uit het dialoogvenster Keuze Coördinaten ReferentieSysteem dat verschijnt als u klikt op de knop aan de rechterkant.

  • Een bereik, een tekstvak dat een rechthoek definieert met zijn hoekcoördinaten in de indeling xmin, xmax, ymin, ymax. Druk op de knop mapIdentification Op huidig bereik kaartvenster instellen om het bereik van het kaartvenster te gebruiken. Klikken op de pijl aan de rechterkant van de selectie voor de waarde laat een pop-upmenu verschijnen dat u opties geeft om:

    • Uit laag berekenen ►: vult het tekstvak met de coördinaten van het begrenzingsvak van een uit de geladen lagen te selecteren laag

    • Uit lay-out laag berekenen ►: vult het tekstvak met de coördinaten van een kaartitem, geselecteerd in een lay-out in het huidige project

    • Uit Favoriete plaats berekenen ►: vult het tekstvak met de coördinaten van een opgeslagen Favoriete plaats

    • mapIdentification Bereik huidig kaartvenster gebruiken

    • In kaartvenster tekenen: het venster Parameters zal zichzelf verbergen, zodat u kunt klikken en slepen in het kaartvenster. Als u de geselecteerde rechthoek heeft gedefinieerd zal het dialoogvenster opnieuw verschijnen en de waarden bevatten in het tekstvak voor het bereik.

    ../../../_images/extent.png

    Fig. 27.13 Bereikselectie

  • Een lijst met elementen (raster- of vectorlagen, tabellen, velden) om uit te kiezen. Klik op de knop links van de optie om een dialoogvenster zoals het volgende te zien. Meervoudig selecteren is toegestaan en als het dialoogvenster wordt gesloten, wordt het aantal geselecteerde items weergegeven in de widget Tekstvak parameter.

    ../../../_images/multiple_selection.png

    Fig. 27.14 Meervoudige selecties

  • Een kleine tabel om te worden bewerkt door de gebruiker. Deze worden gebruikt om parameters te definiëren zoals tabellen voor opzoeken of samengevouwde kernen, naast andere.

    Klik op de knop aan de rechterkant om de tabel te zien en de waarden ervan te bewerken.

    ../../../_images/fixed_table.png

    Fig. 27.15 Vaste tabel

    Afhankelijk van het algoritme kan het aantal rijen, al dan niet, worden aangepast met de knoppen aan de rechterkant van het venster.

Notitie

Sommige algoritmes vereisen veel parameters om te kunnen worden uitgevoerd, bijv. in de Raster calculator moet u handmatig de celgrootte, het bereik en het CRS specificeren. U kunt het handmatig kiezen van alle parameters vermijden als het algoritme de parameter Verwijzingslaag heeft. Met die parameter kunt u de verwijzingslaag kiezen en alle eigenschappen daarvan (celgrootte, bereik, CRS) zullen worden gebruikt.

27.3.1.2. Loggen van de uitvoering

Naast de tab Parameters is er ook een andere tab, genaamd Log (zie Fig. 27.16 hieronder). Informatie die wordt verschaft door het algoritme gedurende de uitvoering ervan wordt in deze tab weggeschreven en stelt u in staat de uitvoering te volgen en in de gaten te houden en meer details te verkrijgen over het algoritme als het wordt uitgevoerd. Informatie over het uitvoeren van het algoritme wordt ook uitgevoerd in het Beeld ► Panelen ► paneel Logboekmeldingen.

Onthoud dat niet alle algoritmes informatie naar de tab Log wegschrijven, en veel ervan zouden geluidloos kunnen worden uitgevoerd, zonder enige uitvoer te produceren anders dan de uitvoerbestanden. Controleer in dat geval het paneel Logboekmeldingen.

../../../_images/algdialoglog.png

Fig. 27.16 Dialoogvenster algoritme - Log

Aan de onderzijde van de tab Log vindt u de knoppen voor fileSave Log opslaan naar bestand, editCopy Log naar klembord kopiëren en clearConsole Log leegmaken. Deze zijn in het bijzonder handig als u het keuzevak Dialoogvenster open houden na uitvoeren van een algoritme in het gedeelte Algemeen van de opties van Processing hebt geselecteerd.

27.3.1.3. Andere gereedschappen

Aan de rechterkant van het dialoogvenster ziet u een korte beschrijving van het algoritme, wat u zal helpen het doel ervan te begrijpen en de basisideeën erachter. Als een dergelijke beschrijving niet beschikbaar is zal het paneel met de beschrijving niet worden weergegeven.

Voor een meer gedetailleerd Help-bestand, dat een beschrijving zou kunnen bevatten van alle parameters die het gebruikt, of voorbeelden, vindt u een knop Help aan de onderzijde van het dialoogvenster die u brengt naar de Processing providers en algoritmes of naar de documentatie van de provider (voor enkele providers van derde-partijen).

Het menu Geavanceerd ► verschaft functies om de configuratie, die is gedefinieerd in het dialoogvenster, opnieuw te gebruiken zonder het algoritme uit te voeren:

  • settings Instellingen algoritme…: maakt het mogelijk instelling van Processing te overschrijven voor de uitvoering van het huidige algoritme. Meer details in Instellingen voor algoritme overschrijven.

  • pythonFile Als opdracht voor Python kopiëren: maakt het gemakkelijk om het equivalent van de opdracht van PyQGIS te kopiëren om het gereedschap uit te voeren met de parameters die zijn gedefinieerd in het dialoogvenster.

  • terminal Als opdracht voor qgis_process kopiëren: maakt het maken van een opdracht voor qgis_process , inclusief zijn instellingen voor de omgeving, zoals eenheden voor afstanden, eenheden voor gebied, ellipsoïde, en enkele moeilijkere waarden voor parameters zoals uitvoer naar GeoPackage met specifieke lagen, gemakkelijker.

  • editCopy Als JSON kopiëren: alle instellingen voor de opdracht worden gekopieerd naar de indeling JSON, klaar om te worden gebruikt door qgis_process. Dit is een handige manier om de verwachte indeling van de opdrachten te bekijken, zelfs voor complexe parameters (zoals parameters voor TIN interpolatie). U kunt ze gemakkelijk opslaan en ze later terugplaatsen door de waarden te plakken.

  • editPaste Instellingen plakken in de indeling JSON

De knop Uitvoeren als een Batch proces… activeert de modus In batch verwerken wat het mogelijk maakt meerdere instanties van het algoritme te configureren en uit te voeren met een variëteit aan parameters. Een knop Als enkel proces uitvoeren… helpt u terug te schakelen vanuit de modus Batch.

Wanneer de uitvoering van een algoritme is voltooid (ofwel met succes of niet), wordt een nieuwe knop Parameters wijzigen weergegeven, zolang de tab Log actief is.

27.3.1.4. Instellingen voor algoritme overschrijven

Geactiveerd vanuit het keuzemenu Geavanceerd aan de onderzijde van het dialoogvenster van een algoritme, geven de settings Instellingen algoritme… een paneel weer dat gebruikers in staat stelt algemene instellingen van Processing, die van toepassing zijn op alleen de uitvoering van dat algoritme, te beheren. Het is bedoeld als een plaats waar de gebruiker zijn globale instellingen voor Processing kan overschrijven op een ad-hoc basis, zonder zijn normale standaardinstellingen te moeten wijzigen.

Instellingen die kunnen worden overschreven zijn:

  • Ongeldige objecten filteren: anders dan het bestaande per-parameter ingestelde overschrijven hiervan, is het instellen van de methode voor afhandeling hier van toepassing op ALLE invoer voor het algoritme

  • Instellingen voor berekenen, zoals Afstandseenheden en Gebiedseenheden om te gebruiken voor meten van afstanden/gebied

  • Instellingen voor omgeving, zoals Tijdelijke map en Aantal te gebruiken threads

27.3.1.5. Een opmerking over projecties

Uitvoering van algoritmes van Processing worden altijd uitgevoerd in het coördinaten referentiesysteem (CRS) van de invoerlaag. Vanwege de directe mogelijkheden voor opnieuw projecteren van QGIS, hoewel twee lagen elkaar lijken te overlappen en overeenkomen, hoeft dat niet waar te zijn als hun originele coördinaten werden gebruikt zonder ze opnieuw te projecteren in een algemeen coördinatensysteem. Altijd wanneer u meer dan één laag als invoer gebruikt voor een QGIS eigen algoritme, vector of raster, zullen de lagen allemaal opnieuw worden geprojecteerd om overeen te komen met het coördinaten referentiesysteem van de eerste invoerlaag.

Dat is echter minder waar voor de meeste externe toepassingen waarvan algoritmes worden weergegeven in het framework Processing omdat die ervan uitgaan dat alle lagen reeds in een overeenkomend coördinaten referentiesysteem staan en klaar zijn om te worden geanalyseerd.

Standaard zal het dialoogvenster Parameters een beschrijving weergeven van het CRS van elke laag, tezamen met de naam ervan, wat het eenvoudig maakt lagen te selecteren die hetzelfde CRS delen om te worden gebruikt als invoerlagen. Als u deze aanvullende informatie niet wilt zien, kunt u die functionaliteit in het dialoogvenster Opties uitschakelen, door de optie CRS-definitie van laag in selectievakken weergeven niet te selecteren.

Wanneer u probeert een algoritme uit te voeren met twee of meer lagen als invoer, waarvan de CRS-en niet overeenkomen, zal een dialoogvenster met een waarschuwing worden weergegeven. Dat komt door de optie Waarschuwen vóór uitvoeren als de parameter CRS niet overeen komt.

U kunt nog steeds het algoritme uitvoeren, maar weet dat dat in de meeste gevallen verkeerde resultaten zal produceren, zoals lege lagen, omdat de invoerlagen elkaar niet overlappen.

Tip

Algoritmes voor Processing gebruiken om tussentijds opnieuw te projecteren

Wanneer een algoritme niet met succes uitgevoerd kan worden op meerdere invoerlagen vanwege niet-overeenkomende CRS-en, gebruik dan het interne algoritme van QGIS, zoals Laag opnieuw projecteren, om opnieuw projecteren van de lagen naar hetzelfde CRS uit te voeren vóór het uitvoeren van het algoritme dat deze uitvoer gebruikt.

27.3.2. Gegevensobjecten gegenereerd door algoritmes

Gegevensobjecten gegenereerd door een algoritme kunnen van één van de volgende typen zijn:

  • Een rasterlaag

  • Een vectorlaag

  • Een tabel

  • Een HTML-bestand (gebruikt voor tekst en grafische uitvoer)

Deze worden allemaal opgeslagen op schijf en de tabel met parameters zal een tekstvak bevatten dat overeenkomt met elk van deze uitvoeren, waar u het kanaal voor uitvoer kunt typen om het op te slaan. Een kanaal voor uitvoer bevat de informatie die nodig is om de resulterende object ergens op te kunnen slaan. In het meest normale geval, zult u het opslaan naar een bestand, maar in het geval van vectorlagen en wanneer zij worden gegenereerd door eigen algoritmes (algoritmes die geen externe toepassingen gebruiken) kunt u ook opslaan naar een database van PostGIS, GeoPackage of SpatiaLite, of naar een geheugenlaag.

Klik, om een kanaal voor uitvoer te selecteren, eenvoudigweg op de knop aan de rechterkant van het tekstvak, en u zult een klein contextmenu met de beschikbare opties zien.

In de meeste gevallen zult u willen selecteren dat u wilt opslaan naar een bestand. Als u die optie selecteert, zult u in een dialoogvenster Opslaan als worden gevraagd naar het gewenste pad om het bestand op te slaan. Ondersteunde bestandsextensies worden in de selectie voor de bestandsindeling in het dialoogvenster weergegeven, afhankelijk van het soort uitvoer en het algoritme.

De indeling van de uitvoer wordt gedefinieerd door de extensie van de bestandsnaam. De ondersteunde indelingen zijn afhankelijk van wat door het algoritme zelf wordt ondersteund. Selecteer eenvoudigweg de corresponderende bestandsextensie (of voeg die toe, als u in plaats daarvan het bestandspad direct intypt) om een indeling te selecteren. Als de extensie van het bestandspad dat u invoerde niet overeenkomt met een van de ondersteunde indelingen, zal een standaard extensie worden toegevoegd aan het bestandspad, en de bestandsindeling die correspondeert met die extensie zal worden gebruikt om de laag of de tabel op te slaan. Standaard extensies zijn: .dbf voor tabellen, .tif voor rasterlagen en .gpkg voor vectorlagen. Deze kunnen worden aangepast in het dialoogvenster Opties, door één van de door QGIS ondersteunde indelingen te selecteren.

Als u geen bestandsnaam invoert in het tekstvak voor de uitvoer (of de overeenkomende optie in het contextmenu selecteert) zal het resultaat worden opgeslagen als een tijdelijk bestand in de corresponderende standaard bestandsindeling en het zal worden verwijderd als u QGIS afsluit (wees u daarvan bewust als u uw project opslaat en het tijdelijke lagen bevat).

U kunt een standaardmap instellen voor gegevensobjecten van uitvoer. Ga naar het dialoogvenster Opties (u kunt het openen vanuit het menu Extra ► Opties ► Processing), en in de groep Algemeen vindt u een parameter genaamd Map voor uitvoer. Deze map voor uitvoer wordt gebruikt als het standaardpad in het geval dat u slechts een bestandsnaam typt, zonder pad (d.i. mynbestand.shp) bij het uitvoeren van een algoritme.

Bij het uitvoeren van een algoritme dat een vectorlaag in iteratieve modus gebruikt, wordt het ingevoerde bestandspad gebruikt als het basispad voor alle gegenereerde bestanden, die worden benoemd met behulp van de basisnaam en de toevoeging van een getal dat de index van de iteratie vertegenwoordigt. De bestandsextensie (en indeling) wordt gebruikt voor alle op die manier gegenereerde bestanden.

Apart van rasterlagen en tabellen, genereren algoritmes ook afbeeldingen en tekst als HTML-bestanden. Deze resultaten worden weergegeven aan het einde van de uitvoering van het algoritme in een nieuw dialoogvenster. Dit dialoogvenster zal de resultaten behouden die door een algoritme zijn geproduceerd gedurende de huidige sessie, en kan op elk moment worden weergegeven via het menu Processing ► Resultaten bekijken in het hoofdmenu van QGIS.

Sommige externe toepassingen zouden bestanden (zonder bepaalde beperkingen voor de extensie) als uitvoer kunnen hebben, maar zij behoren niet tot de hierboven vermelde categorieën. Deze bestanden voor uitvoer zullen niet worden verwerkt door QGIS (geopend of opgenomen in het huidige project van QGIS), omdat zij meestal niet corresponderen met bestandsindelingen of elementen die worden ondersteund door QGIS. Dit is, bijvoorbeeld, het geval met bestanden van LAS, gebruikt voor de gegevens van LiDAR. De bestanden worden gemaakt maar u zult niets zien in uw nieuwe werksessie van QGIS.

Voor alle andere typen van uitvoer zult u een tekstvak vinden dat u kunt gebruiken om het algoritme te vertellen om het bestand te laden als het eenmaal is gegenereerd door het algoritme of niet. Standaard worden alle bestanden geopend.

Optionele uitvoeren worden ondersteund. Dat is, alle uitvoeren worden gemaakt. Echter, u kunt het corresponderende tekstvak deselecteren als u niet geïnteresseerd bent in een bepaalde uitvoer, wat er in essentie voor zorgt dat het zich gedraagt als een optionele uitvoer (met andere woorden: de laag wordt toch gemaakt, maar als u het tekstvak leeg laat, zal die worden opgeslagen in een tijdelijk bestand en worden verwijderd als u QGIS afsluit).