De gegevens die u gebruikt moeten ergens vandaan komen. Voor de meeste algemene toepassingen bestaan de gegevens al; maar hoe meer bijzonder en specialer het project, hoe minder aannemelijk het is dat de gegevens al beschikbaar zullen zijn, In dergelijke gevallen zult u uw eigen gegevens moeten maken.
Het doel voor deze les: Een nieuwe vector gegevensset maken.
Vóór u nieuwe vectorgegevens kunt toevoegen dient u een vector gegevensset te hebben om ze aan toe te kunnen voegen. In ons geval zult u beginnen door geheel nieuwe gegevens te maken, in plaats van het bewerken van een bestaande gegevensset. Daarom dient u eerst uw eigen nieuwe gegevensset te definiëren.
U moet het dialoogvenster Nieuwe vectorlaag openen, dat u in staat stelt een nieuwe laag te definiëren.
Navigeer naar en klik op op het menu-item Laag ‣ Nieuw ‣ Nieuwe shapefile-laag.
U zult het volgende dialoogvenster gepresenteerd krijgen:
Het is belangrijk om in dit stadium te beslissen welk soort gegevensset u wilt. Elk verschillend type vectorlaag wordt “anders gebouwd” op de achtergrond, dus als u de laag eenmaal hebt gemaakt, kunt u het type niet meer wijzigen.
Voor de volgende oefening zullen we nieuwe objecten gaan maken die gebieden beschrijven. Voor dergelijke objecten moet u een polygoon gegevensset maken.
Klik op de keuzeknop Polygoon:
Dit heeft geen invloed op de rest van het dialoogvenster, maar het zorgt er voor dat het juiste type geometrie zal worden gebruikt als de vector gegevensset wordt gemaakt.
Het volgende veld stelt u in staat het Coördinaten Referentie Systeem of CRS te specificeren. Een CRS specificeert hoe een punt op de Aarde moet worden beschreven in termen van coördinaten, en omdat er vele verschillende manieren zijn om dit te doen, zijn er vele verschillende CRS-en. Het CRS voor dit project is WGS84, dus is het standaard al juist ingevuld:
Vervolgens is er een collectie van velden gegroepeerd onder Nieuw attribuut. Standaard heeft een nieuwe laag slechts één attribuut, het veld id (wat u zou moeten zien in de Attributenlijst) onderin. Echter, om de gegevens die u gaat maken bruikbaar te maken, dient u in feite iets te zeggen over de objecten die u gaat maken in deze nieuwe laag. Voor onze huidige doelen is het voldoende om één veld, genaamd name, toe te voegen.
Repliceer onderstaande instellingen en klik op de knop Toevoegen aan attributenlijst:
Controleer of uw dialoogvenster zou er nu ongeveer zo uit ziet:
Klik op OK. Een dialoogvenster om op te slaan zal verschijnen.
Navigeer naar de map exercise_data.
Sla uw nieuwe laag op als school_property.shp.
The new layer should appear in your Layers list.
Wanneer u nieuwe gegevens maakt, is het duidelijk dat het moet gaan over objecten die echt op de grond bestaan. Daarom dient u uw informatie ergens vandaan te halen.
Er bestaan vele verschillende manieren om gegevens over objecten te verkrijgen. U zou bijvoorbeeld een GPS kunnen gebruiken om punten vast te leggen in de echte wereld en dan later de gegevens in QGIS importeren. Of u zou punten kunnen meten met behulp van een theodoliet, en de coördinaten handmatig kunnen invoeren om nieuwe objecten te maken. Of u zou het proces voor digitaliseren kunnen gebruiken om objecten te traceren vanaf gegevens die vanaf afstand zijn opgenomen, zoals satellietbeelden of luchtfotografie.
Voor ons voorbeeld zult u de benadering voor digitaliseren gebruiken. Voorbeelden van raster gegevenssets worden meegeleverd, dus u dient ze te importeren als dat nodig is.
Navigeer naar exercise_data/raster/.
Selecteer het bestand 3420C_2010_327_RGB_LATLNG.tif.
Klik op Openen. Een afbeelding zal in uw kaart worden geladen.
Klik en sleep het naar de onderste plaats van de lijst zodat u nog steeds uw andere lagen kunt zien.
Zoek en zoom naar dit gebied:
Notitie
Als de symbologie van uw laag buildings een deel of alles van de rasterlaag bedekt, kunt u die laag tijdelijk uitschakelen door die te deselecteren in het paneel Lagen. U wilt misschien ook de symbologie van roads verbergen als u vindt dat die u afleid.
U zult deze drie velden gaan digitaliseren:
U moet naar de modus Bewerken gaan om te kunnen beginnen met digitaliseren. GIS-software vereist dit in het algemeen om te voorkomen dat u per ongeluk belangrijke gegevens bewerkt of verwijdert. De modus Bewerken wordt individueel in- of uitgeschakeld voor elke laag.
Modus bewerken inschakelen voor de laag school_property:
Klik op de laag in de Lagenlijst om die te selecteren. (Wees er erg zeker van dat de juiste laag is geselecteerd, anders zult u de verkeerde laag bewerken!)
Als u deze knop niet kunt vinden, controleer dan of de werkbalk Digitaliseren is ingeschakeld. Er zou een vinkje moeten staan naast het menu-item Beeld ‣ Werkbalken ‣ Digitaliseren.
Zodra u in de modus Bewerken bent, zult u zien dat de gereedschappen voor digitaliseren actief zijn:
Vier andere relevante knoppen zijn nog steeds inactief, maar zullen actief worden wanneer we beginnen met interacties op onze nieuwe gegevens:
Van links naar rechts op de werkbalk zijn dit:
Opslaan wijzigingen laag: slaat de wijzigingen die op de laag gemaakt zijn op.
Object toevoegen: begint het digitaliseren van een nieuw object.
Object(en) verplaatsen: verplaatst een geheel object.
Knooppunt-gereedschap: verplaatst slechts een gedeelte van een object.
Geelecteerd object(en) verwijderen: verwijdert het/de geselecteerde object(en).
Kaartobjecten knippen: knipt het geselecteerde object.
Kaartobjecten kopiëren: kopieert het geselecteerde object.
Kaartobjecten plakken: plakt een geknipt of gekopieerd object terug op de kaart.
U wilt een nieuw object toevoegen.
Klik nu op de knop Object toevoegen om te beginnen met het digitaliseren van de velden van de school.
Het zal u opgevallen zijn dat uw muiscursor een kruisdraad is geworden. Dit stelt u in staat om de punten die u zult digitaliseren nauwkeuriger te plaatsen. Onthoud dat u, zelfs wanneer u het gereedschap Digitaliseren gebruikt, op uw kaart kunt in- en uitzoomen door het draaien van het muiswiel, en u kunt verschuiven door het muiswiel ingedrukt te houden en over de kaart te slepen.
Het eerste object dat u zult digitaliseren is het athletics field:
Start het digitaliseren door te klikken op een punt ergens langs de rand van het veld.
Plaats meer punten door te klikken verder langs de rand, totdat de vorm die u tekent het veld volledig bedekt.
Klik met rechts na het plaatsen van uw laatste punt om het tekenen van de polygoon te voltooien. Dit zal het object voltooien en u het dialoogvenster Attributen laten zien.
Vul de waarden in zoals hieronder:
Klik op OK en u heeft een nieuw object gemaakt!
Onthoud dat als u een vergissing maakte tijdens het digitaliseren van een object, kunt u dat altijd nog bewerken als u het maken ervan voltooid heeft. Als u een fout maakte, ga dan door met digitaliseren totdat u klaar bent met het maken van het object hierboven. Dan:
Selecteer het object met het gereedschap Eén object selecteren:
U kunt gebruiken:
het gereedschap Object(en) verplaatsen om het gehele object te verplaatsen,
het Knooppunt-gereedschap om slechts één punt te verplaatsen waar u misschien foutief geklikt heeft,
Geselecteerd object(en) verwijderen om een object geheel te verwijderen zodat u opnieuw kunt beginnen, en
Digitaliseer de school zelf en het bovenste veld. Gebruik deze afbeelding om u te helpen:
Onthoud dat elk nieuw object een unieke waarde id moet hebben!
Notitie
Wanneer u klaar bent met het toevoegen van objecten aan een laag, onthoud dan om de bewerkingen op te slaan en de modus Bewerken te verlaten.
Notitie
U kunt de vulling opmaken, de omtrek en plaatsen van labels en school_property opmaken met behulp van de technieken de werden geleerd in eerdere lessen. In ons voorbeeld zullen we een gestreepte omtrek gebruiken van een lichtpaarse kleur zonder vulling.
Maak een nieuw lijnobject genaamd routes.shp met de attributen id en type. (Gebruik de benadering hierboven om u te leiden.)
We gaan twee routes digitaliseren die nog niet zijn gemarkeerd op de laag roads; één is een pad de ander is een spoor.
Ons pad loopt langs de zuidelijke rand van de wijk Railton, beginnend en eindigend op gemarkeerde wegen:
Ons spoor is iets meer naar het zuiden:
Digitaliseer, één per keer, het pad en het spoor op de laag routes. Probeer de routes zo nauwkeurig mogelijk te volgen met behulp van punten (links klikken) op elke bocht of koerswijziging.
Bij het maken van elke route, geef het attribuut type de waarde path of track.
U zult waarschijnlijk merken dat alleen de punten zijn gemarkeerd; gebruik het dialoogvenster Laageigenschappen om stijl aan uw routes toe te voegen. Het staat u vrij verschillende stijlen te gebruiken voor het pad en het spoor.
Sla uw bewerkingen op en schakel met de modus Bewerken.
Nu weet u hoe u objecten kunt maken! Deze cursus behandelt niet het toevoegen van punt-objecten, omdat dat niet echt nodig is als u eenmaal met meer gecompliceerde objecten heeft gewerkt (lijnen en polygonen). Het werkt exact hetzelfde, behalve dat u slechts één keer klikt waar u het punt wilt plaatsen, geef het zoals gewoonlijk zijn attributen en dan is het object gemaakt.
Weten hoe digitaliseren werkt is belangrijk omdat het een veel voorkomende activiteit in programma’s van GIS is.
Objecten in een laag van GIS zijn niet slechts afbeeldingen, maar objecten in de ruimte. Bijvoorbeeld: aaneensluitende polygonen weten waar zij in relatie tot elkaar staan. Dit wordt topologie genoemd. In de volgende les zult u een voorbeeld zien van waarom dit handig kan zijn.