Belangrijk

Vertalen is een inspanning van de gemeenschap waaraan u deel kunt nemen. Deze pagina is momenteel voor 100.00% vertaald.

22.2.2. Het kaartitem

Het kaartitem is het belangrijkste frame dat de door u ontworpen kaart weergeeft in het kaartvenster. Gebruik het gereedschap addMap Kaart toevoegen, gevolgd door instructies voor maken van items om een nieuw kaartitem toe te voegen dat u later op dezelfde wijze kunt bewerken als is besproken in Werken met items voor lay-out.

Standaard geeft een nieuw kaartitem de huidige status van het kaartvenster met zijn bereik en zichtbare lagen weer. U kunt het aanpassen met zijn paneel Item-eigenschappen. Naast de algemene eigenschappen, heeft dit object de volgende functionaliteiten:

../../../../_images/map_mainproperties.png

Fig. 22.14 Paneel Kaart Item-eigenschappen

22.2.2.1. De werkbalk

Het paneel Item-eigenschappen voor het kaartitem heeft een ingebedde werkbalk met de volgende functionaliteiten:

  • refresh Voorbeeld kaart bijwerken

  • setToCanvasExtent Kaartbereik instellen op bereik van kaartvenster

  • viewExtentInCanvas Huidig kaartbereik in kaartvenster weergeven

  • setToCanvasScale Schaal van kaart instellen op schaal van kaartvenster

  • viewScaleInCanvas Kaartvenster op huidige schaal kaartvenster instellen

  • showBookmarks Favoriete plaatsen: stel het bereik van het kaartitem in om overeen te komen met een bestaande Favoriete plaats

  • moveItemContent Kaartbereik interactief bewerken: interactief verschuiven en zoomen in het kaartitem

  • labelingSingle Instellingen voor labelen: beheert het gedrag van het label van het object (plaatsing, zichtbaarheid…) in het bereik van het kaartitem op de lay-out:

    • een Marge vanaf randen kaart instellen, een data-bepaalde afstand vanaf de randen van het kaartitem waarin geen label zou moeten worden weergegeven

    • unchecked Afgebroken labels aan rand van kaart toestaan: beheert of van labels, die gedeeltelijk buiten het kaartitem vallen, het toegestane bereik zou moeten worden gerenderd. Indien geselecteerd zullen deze labels worden weergegeven (wanneer er geen manier is om ze volledig binnen het zichtbare gebied te plaatsen). Indien niet geselecteerd dan zullen gedeeltelijk zichtbare labels worden overgeslagen.

    • Items voor blokkeren van labels: toestaan dat andere items van de lay-out (zoals schaalbalken, noordpijlen, overzichtskaarten, etc) worden gemarkeerd als blokkering voor de kaartlabels op het actieve kaartitem. Dit voorkomt dat een kaartlabel wordt geplaatst onder deze items - wat er voor zorgt dat het mechanisme voor labels een alternatieve plaatsing voor deze labels probeert of ze helemaal negeert.

      Als een Marge vanaf randen kaart is ingesteld, worden de kaartlabels niet dichterbij geplaatst dan de gespecificeerde afstand vanaf de geselecteerde items voor de lay-out.

    • Niet geplaatste labels weergeven: kan worden gebruikt om te bepalen welke labels ontbreken in de kaart van de lay-out (bijv. vanwege conflicten met andere kaartlabels of vanwege onvoldoende ruimte om het label te plaatsen) door ze te accentueren in een vooraf gedefinieerde kleur.

  • clip Instellingen clippen: stelt u in staat het kaartitem te clippen naar het object van de atlas en naar items Vorm en Polygoon:

    • checkbox Clippen naar atlas object: u kunt bepalen dat het kaartitem van de lay-out automatisch zal worden geclipt tot het huidige object van atlas.

      Er zijn verschillende modi voor clippen beschikbaar:

      • Alleen clippen tijdens renderen: past een op schilderen gebaseerde clip toe, zodat delen van vectorobjecten, die zich buiten het object van atlas bevinden, onzichtbaar worden

      • Object clippen vóór renderen: past de clip toe voor het renderen van de objecten, dus randen van objecten, die gedeeltelijk buiten het object van atlas vallen, zullen nog steeds zichtbaar zijn op de grens van het object van atlas

      • Kruisende objecten ongewijzigd renderen: rendert alle objecten die kruisen met het huidige object van atlas, maar zonder hun geometrie te clippen.

      U kunt checkbox Labels binnen atlas object forceren. Als u niet wilt radioButtonOff Alle lagen clippen naar het atlas object, kunt u de optie radioButtonOn Geselecteerde lagen clippen gebruiken.

    • checkbox Naar item clippen: het is mogelijk om de vorm van het kaartitem te wijzigen door een item Vorm of Polygoon te gebruiken uit de afdruklay-out. Wanneer u deze optie inschakelt zal de kaart automatisch worden geclipt naar de geselecteerde vorm in het combinatievak. Nogmaals, de hierboven vermelde modi voor clippen zijn beschikbaar en labels kunnen worden geforceerd om alleen binnen de geclipte vorm te worden weergegeven.

      ../../../../_images/map_cliptoitem.gif

      Fig. 22.15 Een lay-outkaartitem clippen naar vormen

22.2.2.2. Algemene eigenschappen

In de groep Algemene eigenschappen (zie Fig. 22.14) van het paneel Item-eigenschappen zijn de beschikbare opties:

  • De knop Voorbeeld kaart bijwerken om het renderen van het kaartitem te verversen als de weergave van de kaart is aangepast in het kaartvenster. Onthoud dat de meeste keren het vernieuwen van het kaartitem automatisch wordt geactiveerd door de wijzigingen;

  • De Schaal om handmatig de schaal voor het kaartitem in te stellen;

  • De Kaartrotatie stelt u in staat het kaartitem te draaien met de wijzers van de klok mee in graden. De rotatie van het kaartvenster kan hier worden geïmiteerd;

  • De CRS stelt u in staat de inhoud van het kaartitem weer te geven in elk CRS. De standaard is Project-CRS gebruiken;

  • checkbox Kaartvenster objecten tekenen laat u annotaties, die zijn geplaatst in het hoofdkaartvenster, weergeven in de afdruklay-out.

22.2.2.3. Lagen

Standaard wordt het uiterlijk van het kaartitem gesynchroniseerd met het renderen van het kaartvenster, wat betekent dat het schakelen met de zichtbaarheid van de lagen of het aanpassen van hun stijl in het paneel Lagen automatisch wordt toegepast op het kaartitem. Omdat, net als met alle andere items, u zou kunnen willen meerdere kaartitems toe te voegen aan een afdruklay-out, is er een noodzaak om deze synchronisatie te verbreken om het mogelijk te maken verschillende gebieden, combinaties van lagen weer te geven, op verschillende schalen… De groep eigenschappen Lagen (zie Fig. 22.16) helpt u dat te doen.

../../../../_images/map_layers.png

Fig. 22.16 Kaart groep Lagen

Als u wilt dat het kaartitem consistent wordt gehouden met een bestaand kaartthema, selecteer dan checkbox Kaartthema volgen en selecteer het gewenste thema in de keuzelijst. Elke wijziging die wordt gemaakt in de voorkeuze in het hoofdvenster van QGIS (met de functie Thema vervangen) zal ook worden weergegeven in het kaartitem. In dit geval zal de optie Stijlen voor lagen vergrendelen worden uitgeschakeld omdat Voorkeuze zichtbaarheid volgen ook de stijl (symbologie, label, diagram) van de lagen in de voorkeuze voor zichtbaarheid bijwerkt.

Selecteer, om lagen die worden weergegeven in het kaartvenster vast te zetten, checkbox Lagen vergrendelen. Als deze optie is geselecteerd zullen wijzigingen voor de zichtbaarheid van de lagen in het hoofdvenster van QGIS het kaartitem van lay-out niet meer beïnvloeden. Niettegenstaande dat worden stijl en labels van een vastgezette laag nog steeds vernieuwd, overeenkomstig het hoofdvenster van QGIS. U kunt dit voorkomen door Stijlen voor lagen vergrendelen te gebruiken.

In plaats van het huidige kaartvenster te gebruiken, kunt u ook de lagen van het kaartitem vastzetten op die van een bestaand kaartthema: selecteer een kaartthema uit de keuzelijst van de knop showPresets Lagenlijst instellen uit een kaartthema, en het keuzevak checkbox Lagen vergrendelen is geactiveerd. De set zichtbare lagen in het kaartthema wordt vanaf nu gebruikt voor het kaartitem, totdat u een ander kaartthema selecteert of de optie checkbox Lagen vergrendelen deselecteert. U zou dan misschien de weergave moeten verversen met de knop refresh Scherm vernieuwen van de werkbalk Navigatie of de knop Voorbeeld kaart verversen zoals hierboven weergegeven.

Onthoud dat, anders dan met de optie Kaartthema volgen, als de optie Lagen vergrendelen is ingeschakeld en ingesteld op een thema, de lagen van het kaartitem niet worden bijgewerkt als het thema wordt gewijzigd (met de optie Thema vervangen) in het hoofdvenster van QGIS.

Vergrendelde lagen in het kaartitem kunnen ook data-bepaald worden, met het pictogram dataDefine naast de optie. Indien gebruikt overschrijft dit de gekozen selectie in de keuzelijst. U dient een lijst met lagen op te geven, gescheiden door een teken |. Het volgende voorbeeld zet het kaartitem vast om alleen de lagen layer 1 en layer 2 te gebruiken:

concat ('layer 1', '|', 'layer 2')

22.2.2.4. Bereiken

De groep Bereiken van het paneel van het kaartitem verschaft de volgende functionaliteiten (zie Fig. 22.17):

../../../../_images/map_extents.png

Fig. 22.17 groep Bereiken kaart

Het gedeelte Bereiken geeft de X- en Y-coördinaten weer van het gebied dat wordt getoond in het kaartitem. Elk van deze waarden kan handmatig worden vervangen, wat het weergegeven gebied in het kaartvenster aanpast en/of grootte van het kaartitem. Het bereik kan ook worden aangepast met gereedschappen aan de bovenzijde van het paneel, zoals:

  • setToCanvasExtent Kaartbereik instellen op bereik van kaartvenster

  • setToCanvasScale Schaal van kaart instellen op schaal van kaartvenster

U kunt ook het bereik van een kaartitem wijzigen met het gereedschap moveItemContent Inhoud item verschuiven: klik-en-sleep in het kaartitem om de huidige weergave daarvan aan te passen, dezelfde schaal daarbij behoudend. Met het gereedschap moveItemContent ingeschakeld, gebruik het muiswiel om in of uit te zoomen, de schaal van de weergegeven kaart aanpassend. Combineer de verschuiving met het indrukken van de Ctrl-toets ingedrukt om een kleinere zoom te krijgen.

22.2.2.5. Tijdbereik

De groep Tijdbereik van de eigenschappen van het paneel Kaartitem verschaft de opties om het renderen van lagen in het kaartitem te beheren, gebaseerd op een tijdsperiode. Alleen lagen waarvan de eigenschappen voor tijd overlappen met de tijdsperiode die is ingesteld met de tijdsperiode die wordt ingesteld door de datums Begin en Einde die worden weergegeven in het kaartitem.

De geassocieerde data-bepaalde widgets helpen bij het dynamisch maken van het tijdbereik, en staan de uitvoer van door tijd beheerde atlassen toe, d.i. geautomatiseerde kaarten met een vast ruimtelijk bereiken waarvan de inhoud varieert, gebaseerd op tijd. Bijvoorbeeld bij het gebruiken van een CSV-bestand als een bedekkingslaag met een begin- en eindpaar van velden en een aantal rijen die tijdsperioden weergeven, schakel zowel de tijdsperiode als het beheren door atlas in de eigenschappen van het kaartitem in en druk op Atlas exporteren.

22.2.2.6. Beheerd door atlas

De groep eigenschappen checkbox Beheerd door atlas is alleen beschikbaar als een atlas actief is in de afdruklay-out. Selecteer deze optie als u wilt dat het kaartitem wordt beheerd door de atlas; bij het doorlopen van de bedekkingslaag wordt het bereik van het kaartitem verschoven/gezoomd naar het object van de atlas, waarbij:

  • radioButtonOn Marges rondom objecten: zoomt naar het object met de beste schaal, behoudt rondom elk een marge die een percentage van de breedte en hoogte van het kaartitem vertegenwoordigt. De marge mag hetzelfde zijn voor alle objecten of variabel ingesteld, bijv. afhankelijk van de schaal van de kaart;

  • radioButtonOff Vooraf gedefinieerde schaal (best passend): zoomt naar het object met de voor het project vooraf gedefinieerde schaal waar het object van de atlas het beste past;

  • radioButtonOff Vaste schaal: objecten van atlas worden verschoven van de een naar de ander, behouden dezelfde schaal van het kaartitem. Ideaal bij het werken met objecten van dezelfde grootte (bijv. een raster) of mogelijkheid om verschillen in grootte tussen objecten van atlas te accentueren.

22.2.2.7. Rasters

Met rasters kunt u, over uw kaart, informatie toevoegen relatief tot zijn bereik of coördinaten, ofwel in de projectie van het kaartitem of een ander. De groep Rasters verschaft de mogelijkheid om verschillende rasters aan een kaartitem toe te voegen.

  • Met de knoppen symbologyAdd en symbologyRemove kunt u een geselecteerd raster toevoegen of verwijderen;

  • met de knoppen arrowUp en arrowDown kunt u een raster in de lijst naar boven of beneden verplaatsen, het daarmee bovenop een ander of onder een ander te plaatsen, over het kaartitem.

Dubbelklik op het toegevoegde raster om het een andere naam te geven.

../../../../_images/map_grids.png

Fig. 22.18 Dialoogvenster Kaartraster

Selecteer, om een raster aan te passen, het en druk op de knop Raster aanpassen… om het paneel Eigenschappen kaartraster te openen en toegang te krijgen tot de opties om het te configureren.

Uiterlijk

In het paneel Eigenschappen kaartraster, selecteer checkbox Raster ingeschakeld om het raster op het kaartitem weer te geven.

U kunt, als te gebruiken type raster, specificeren:

  • Doorgetrokken: geeft een lijn weer over het frame van het raster. De Lijnstijl kan worden aangepast met widgets voor het kiezen van kleur en symbool;

  • Kruis: geeft segment weer op de kruising van de rasterlijnen waarvoor u de Lijnstijl en de Kruisdikte kunt instellen;

  • Markeringen: geeft alleen aan te passen markeringssymbolen weer op de kruisingen van de rasterlijnen;

  • of Alleen frame en annotaties.

Naast het type raster kunt u definiëren:

  • het CRS van het raster: standaard zal het dat van het kaartitem CRS volgen. Druk op de knop setProjection CRS selecteren om een ander CRS in te stellen.

  • het type te gebruiken Interval voor de rasterverwijzingen:

    • Kaarteenheden: u stelt een afstand op de kaart in (in de eenheid van het raster-CRS) tussen opeenvolgende rasterverwijzingen in de richtingen X en Y. Het aantal rasterstreepjes zal variëren, afhankelijk van de schaal van de kaart.

    • kiezen van Breedte segment passend maken zal dynamisch de interval voor het raster selecteren, gebaseerd op het kaartbereik, tot een “prettige” interval. Die optimale interval wordt berekend binnen een bereik van afstanden waarvoor de waarden Minimum en Maximum kunnen worden aangepast.

    • Met Millimeters of Centimeters stelt u een afstand op het papier in tussen opeenvolgende rasterverwijzingen in de richtingen X en Y. Het aantal rasterstreepjes zal hetzelfde zijn, ongeacht de schaal van de kaart.

  • de Verspringing vanaf de randen van het kaartitem, in de richting X en/of Y

  • en de Meng-modus van het raster (zie Meng-modi) indien compatibel.

../../../../_images/map_grid_appearance.png

Fig. 22.19 Dialoogvenster Uiterlijk

Rasterframe

Er zijn verschillende opties om het frame op te maken dat de kaart bevat. De volgende opties zijn beschikbaar: Geen frame, Zebra, Zebra (nautisch), Interieurtikken, Exterieurtikken, Interieur- en exterieurtikken, Lijnrand en Lijnrand (nautisch).

Indien compatibel, is het mogelijk de Frame grootte in te stellen, een Marge frame, de Frame lijndiktes met geassocieerde kleur en de Frame vulkleuren.

Met het gebruiken van de waarden Alleen breedtegraad weergeven en Alleen lengtegraad weergeven in het gedeelte voor indeling kunt u voorkomen dat een mix van latitude/Y- en longitude/X-coördinaten aan elke zijde wordt weergegeven, bij het werken met geroteerde kaarten of opnieuw geprojecteerde rasters. U kunt er ook voor kiezen om elke zijde van het frame van het raster zichtbaar te laten zijn, of niet.

Wanneer het bereik van het kaartitem wordt gedraaid (vanuit de groep Algemene eigenschappen) of als op het raster een ander CRS wordt toegepast, zouden rasterlijnen niet loodrecht op de zijden van het kaartitem kunnen staan. Dit kan resulteren in een slecht uitziend raster indien opgemaakt met streepjes voor interieur en/of exterieur. Selecteren van checkbox Rotatie raster volgen zal de streepjes uitlijnen met de rasterlijnen. Meer nog, u kunt nog wat meer eigenschappen aanpassen:

  • Streepjes uitlijnen: De streepjes voor interieur en/of exterieur zullen parallel zijn aan hun corresponderende rasterlijn. Hun uitlijning kan zijn:

    • Loodrecht: streepjes aan dezelfde zijde eindigen op een lijn, parallel aan de zijde. Dit kan ervoor zorgen dat bijv. enkele streepjes langer zullen zijn als zij een lagere hoek naar het frame hebben.

    • Vaste lengte: alle streepjes hebben dezelfde lengte, dus zij zouden niet hoeven uitlijnen

  • Onder hoek overslaan: voorkomt het weergeven van streepjes voor rasterlijnen die kruisen met de rand van het frame onder een gespecificeerde drempel

  • Marge vanaf kaarthoek: voorkomt het weergeven van streepjes te dicht bij de hoeken van de kaart, omdat zij zouden kunnen overlappen en/of buiten de grenzen zouden kunnen liggen.

../../../../_images/map_grid_frame.png

Fig. 22.20 Dialoogvenster Frame raster

Coördinaten

Het keuzevak checkbox Coördinaten tekenen stelt u in staat coördinaten toe te voegen aan het kaartframe. Weergegeven waarden relateren aan de gekozen eenheid voor de interval van het raster. U kunt kiezen uit de indeling annotatie numeriek, de opties reiken van decimaal tot graden, minuten en seconden, met of zonder achtervoegsel, uitgelijnd of niet en een aangepaste indeling met het dialoogvenster voor expressie.

Voor elk van de zijden Links, Rechts, Boven en Onder, van het frame van het raster, kunt u aangeven:

  • of de coördinaten moeten worden gerenderd: Alles weergeven, Alleen breedtegraad/Y weergeven, Alleen lengtegraad/X weergeven, Uitgeschakeld. Weergeven van waarden Alleen breedtegraad/Y of Alleen lengtegraad/X in de verdelingen helpt bij het voorkomen van een mix van coördinaten breedtegraad/Y en lengtegraad/X die aan elke zijde worden weergegeven, bij het werken met gedraaide kaarten of opnieuw geprojecteerde rasters.

  • de relatieve positie van de tekst tot het frame van het raster: Buiten frame of Binnen frame

  • de plaatsing en oriëntatie van de annotatie:

    • Horizontaal

    • Verticaal stijgend, Verticaal dalend

    • Grens richting

    • Boven streepje, Op streepje, Onder streepje als een op streepjes gebaseerd frame wordt gebruikt

U kunt ook de Lettertype eigenschappen (lettertype, grootte, kleur, buffer, …), de Afstand tot kaartvenster en de Coördinaat precisie (aantal decimalen) definiëren voor de getekende annotaties.

unchecked Rotatie raster volgen: beschikbaar als het kaartbereik is gedraaid of als het raster opnieuw geprojecteerd is, het helpt u de plaatsing van de annotaties aan te passen. Afhankelijk van de geselecteerde modus voor plaatsing, worden de annotaties ook gedraaid:

  • Uitlijning annotaties: het kan zijn Loodrecht of Vaste lengte

  • Onder hoek overslaan: voorkomt het weergeven van annotaties voor rasterlijnen die kruisen met de rand van het frame onder een gespecificeerde drempel

  • Marge vanaf kaarthoek: voorkomt het weergeven van annotaties te dicht bij de hoeken van de kaart, omdat zij zouden kunnen overlappen en/of buiten de grenzen zouden kunnen liggen.

../../../../_images/map_grid_draw_coordinates.png

Fig. 22.21 Dialoogvenster Raster - Coördinaten tekenen

22.2.2.8. Overzichtskaarten

Soms wilt u meer dan één kaart in de afdruklay-out hebben en een bepaald gebied van één kaartitem op een ander zou willen bekijken. Dat zou bijvoorbeeld kaartlezers helpen het gebied te identificeren in relatie met zijn grotere geografische context, weergegeven in de tweede kaart.

De groep Overzichtskaarten van het paneel Kaart helpt u de koppeling te maken tussen twee verschillende kaartbereiken en verschaft de volgende functionaliteiten:

../../../../_images/map_overview.png

Fig. 22.22 Kaart groep Overzichtskaarten

Selecteer, om een overzichtskaart te maken, het kaartitem waarop u het bereik van het andere kaartitem wilt weergeven en vergroot de optie Overzichtskaarten in het paneel Item-eigenschappen. Druk dan op de knop symbologyAdd om een overzichtskaart toe te voegen.

Initieel is deze overzichtskaart genaamd ‘Overzichtskaart 1’ (zie Fig. 22.22). U kunt:

  • Het met een dubbelklik hernoemen

  • Met de knoppen symbologyAdd en symbologyRemove kunt u overzichtskaarten toevoegen of verwijderen

  • Met de knoppen arrowUp en arrowDown kunt u een overzichtskaart op en neer in de lijst verplaatsen, het boven of onder andere overzichtskaarten in het kaartitem plaatsen (als zij dezelfde gestapelde positie hebben).

Selecteer dan het item Overzichtskaart in de lijst en selecteer checkbox Overzichtskaart “<name_overview>” tekenen om het tekenen van de overzichtskaart op het geselecteerde kaartframe in te schakelen. U kunt het aanpassen met:

  • Het Kaartframe selecteert het kaartitem waarvan de bereiken zullen worden weergegeven in het huidige kaartitem.

  • De Randstijl gebruikt de eigenschappen van symbool om het frame voor de overzichtskaart te renderen.

  • De Meng-modus stelt u in staat verschillende meng-modi voor transparantie in te stellen.

  • checkbox Inverteren overzichtskaart maakt een masker rondom de bereiken, indien geactiveerd: de kaartbereiken waarnaar verwezen wordt, worden helder weergegeven, terwijl de rest van het kaartitem wordt vertroebeld door de vulkleur van het frame (als een vulkleur wordt gebruikt).

  • checkbox Centreer in overzichtskaart verschuift de inhoud van het kaartitem, zodat het frame van de overzichtskaart wordt weergegeven in het midden van de kaart. U kunt slechts één overzichtskaart gebruiken voor centreren, als u meerdere overzichtskaarten hebt.

  • De Positie beheert exact waar in de stapel met lagen voor het kaartitem de overzichtskaart zal worden geplaatst, bijv. toestaan dat een bereik voor een overzichtskaart wordt getekend onder enkele lagen met objecten, zoals wegen, bij het tekenen boven andere lagen voor de achtergrond. Beschikbare opties zijn:

    • Onder kaart

    • Onder laag en Boven laag: plaats het frame voor de overzichtskaart respectievelijk onder en boven de geometrieën van een laag. De laag wordt geselecteerd in de optie Laag stapelen.

    • Onder kaartlabels: gegeven dat labels altijd worden gerenderd bovenop alle geometrieën van objecten in een kaartitem, plaatst het frame voor de overzichtskaart bovenop alle geometrieën en onder eventuele labels.

    • Boven kaartlabels: plaatst het frame voor de overzichtskaart bovenop alle geometrieën en eventuele labels in het kaartitem.